NJ 2022/368
Caribische zaak. Ondernemingsrecht; enquêteverzoek OM (Sint Maarten); afweging belangen.
HR 18-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1705
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 november 2022
- Magistraten
Mrs. C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/00928
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS679168:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1705, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑11‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:398, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑04‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑03‑2021
- Wetingang
Art. 2:272 lid 2 BWSM
Essentie
Caribische zaak. Ondernemingsrecht; enquêteverzoek OM (Sint Maarten); afweging belangen.
Samenvatting
Uitgangspunt is dat de regeling van het enquêterecht in Sint Maarten is ontleend aan het Nederlandse enquêterecht. Mede gelet op het concordantiebeginsel dient de regeling van het enquêterecht van het BWSM in dit geval dan ook op dezelfde wijze te worden uitgelegd als de regeling van het enquêterecht van het BW (HR 8 maart 2019, NJ 2019/395, m.nt. G. van Solinge). De bevoegdheid een enquête te bevelen indien er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen, is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.