Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 515/97 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 16-08-2008
- Bronpublicatie:
09-07-2008, PbEU 2008, L 218 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 766/2008)
- Inwerkingtreding
16-08-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-07-2008, PbEU 2008, L 218 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 766/2008)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Instituties
Douane (V)
1.
Wanneer door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat vastgestelde handelingen die in strijd zijn of lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, op communautair niveau van bijzonder belang zijn, met name:
- —
wanneer zij in andere lidstaten of in derde landen vertakkingen hebben of zouden kunnen hebben, of
- —
wanneer soortgelijke handelingen volgens die autoriteiten ook in andere lidstaten zouden kunnen zijn verricht,
delen deze autoriteiten de Commissie zo spoedig mogelijk, op eigen initiatief of op met redenen omkleed verzoek van de Commissie, alle terzake dienende gegevens mede, in voorkomend geval in de vorm van documenten of afschriften of uittreksels van documenten die voor de kennis van de feiten noodzakelijk zijn, met het oog op de coördinatie door de Commissie van de door de lidstaten genomen maatregelen.
De Commissie deelt deze gegevens aan de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten mede.
Binnen zes maanden na ontvangst van de door de Commissie verstrekte informatie doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de Commissie een overzicht toekomen van de fraudebestrijdingsmaatregelen die zij op grond van die informatie hebben genomen. Aan de hand van deze overzichten stelt de Commissie op gezette tijden verslagen op over de resultaten van de door de lidstaten genomen maatregelen en doet zij die aan de lidstaten toekomen.
2.
Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de bepalingen van lid 1 toepassen, kunnen zij de in artikel 14, onder b), en artikel 15 bedoelde mededeling aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten achterwege laten.
3.
Op met redenen omkleed verzoek van de Commissie handelen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 8.
4.
Wanneer de Commissie van oordeel is dat in een of meer lidstaten onregelmatigheden zijn begaan, brengt zij de betrokken lidstaat, onderscheidenlijk lidstaten, op de hoogte, die dan zo spoedig mogelijk een administratief onderzoek instelt, onderscheidenlijk instellen, waarbij ambtenaren van de Commissie aanwezig kunnen zijn onder de voorwaarden van artikel 9, lid 2, en artikel 11.
De lidstaat stelt, onderscheidenlijk de lidstaten stellen, de Commissie zo spoedig mogelijk van de bevindingen van het onderzoek in kennis.
5.
De ambtenaren van de Commissie kunnen de in artikel 10 bedoelde gegevens onder in dat artikel in onderlinge overeenstemming vastgestelde voorwaarden verzamelen.
6.
De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan het recht op informatie of aan de controlebevoegdheid welke de Commissie aan andere geldende regelingen ontleent.
7.
Onverminderd de bepalingen van het communautair douanewetboek betreffende de vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer, kunnen de gegevens die de Commissie en de lidstaten op grond van de artikelen 17 en 18 uitwisselen, worden opgeslagen en geëxploiteerd voor strategische en operationele analysedoeleinden.
8.
De lidstaten en de Commissie kunnen de resultaten van de uit hoofde van deze verordening uitgevoerde operationele en strategische analyses uitwisselen.