NJ 2019/32
Goederenrecht. Erfdienstbaarheid. Opheffing op voet art. 5:79 BW; maatstaf; ontbreken redelijk belang gerechtigde.
HR 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2373
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 december 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/06092
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124626:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Goederenrecht / Genotsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2373, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1033, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑09‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2017
- Wetingang
Essentie
Goederenrecht. Erfdienstbaarheid. Opheffing op voet art. 5:79 BW; maatstaf; ontbreken redelijk belang gerechtigde.
Samenvatting
Art. 5:79 BW bepaalt dat de rechter op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid kan opheffen, indien de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat het redelijk belang daarbij zal terugkeren. De beoordelingsmaatstaf van deze bepaling gaat alleen uit van het belang van de gerechtigde bij de uitoefening van zijn recht, hetgeen betekent dat de belangen van de eigenaar van het dienende erf bij opheffing ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.