NJB 2022/980
Bestanddeel ‘onderzoek’ in art. 8 lid 5 WVW 1994: voor de toepassing van de artt. 13, 15 en 16 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer maakt het geen verschil of het laboratorium waar het onderzoek plaatsvindt, in Nederland of daarbuiten is gevestigd. - Strikte waarborgen rond het bloedonderzoek: van ‘een onderzoek’ zoals bedoeld in art. 8 lid 5 WVW 1994 is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd. Deze waarborgen zijn strikte waarborgen. - Tot deze strikte waarborgen behoort het voorschrift van art. 13 lid 1, aanhef en onder d, Besluit, dat inhoudt dat na de bloedafname het buisje of de buisjes met bloed zo spoedig mogelijk naar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium als bedoeld in art. 14 lid 2 Besluit wordt of worden gezonden. Ook onder de nieuwe praktijk van bewaren en transporteren behoort dit voorschrift nog steeds tot de strikte waarborgen. De wijze waarop het bloedmonster direct na de afname van bloed en tijdens het transport naar het laboratorium wordt bewaard en de consequenties van die bewaarwijze voor de frequentie waarmee verzending mogelijk is, zijn echter wel relevante omstandigheden bij de beantwoording van de vraag of de verzending van het buisje of de buisjes bloed ‘zo spoedig mogelijk’ heeft plaatsgevonden. - Tot de strikte waarborgen behoort niet het voorgeschrift van art. 15, aanhef en onder a, Besluit dat het laboratorium waaraan de onderzoeker als bedoeld in art. 14 lid 1 Besluit is verbonden, de datum van ontvangst van de buisjes of het buisje met bloed door het laboratorium in een bestand vastlegt. Evenmin behoort daartoe het voorschrift in art. 16 lid 1 Besluit dat het bloedonderzoek binnen twee weken na ontvangst van de buisjes of het buisje met bloed wordt verricht. Niet-naleving van art. 15, aanhef en onder a, Besluit en/of art. 16 lid 1 Besluit, heeft dus op zichzelf geen gevolgen voor het bewijs van het in art. 8 lid 5 WVW 1994 voorkomende bestanddeel ‘onderzoek’. Art. 359a Sv vormt dan het toetsingskader.
HR 12-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:567
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 april 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers en C. Caminada
- Zaaknummer
21/00633
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:567, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:168, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑06‑2021
- Wetingang
Essentie
Bestanddeel ‘onderzoek’ in art. 8 lid 5 WVW 1994: voor de toepassing van de artt. 13, 15 en 16 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer maakt het geen verschil of het laboratorium waar het onderzoek plaatsvindt, in Nederland of daarbuiten is gevestigd. - Strikte waarborgen rond het bloedonderzoek: van ‘een onderzoek’ zoals bedoeld in art. 8 lid 5 WVW 1994 is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.