RFR 2019/15
Bopz. Kan een voorlopige machtiging worden beschouwd als het mindere ten opzichte van een machtiging tot voortgezet verblijf?
HR 05-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1848
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Bugem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/02349
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- JCDI
JCDI:ADS930180:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1848, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1110, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑07‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑05‑2018
- Wetingang
Essentie
Bopz. Machtiging voortgezet verblijf. Voorwaardelijk ontslag Bopz. Voorlopige machtiging.
Mag een voorlopige machtiging worden verleend, wanneer uitsluitend een machtiging tot voortgezet verblijf is gevraagd? Kan een machtiging tot voortgezet verblijf worden verleend wanneer de beslistermijn van vier weken van art. 17 lid 4 wet BOPZ is verstreken en de patiënt met voorwaardelijk ontslag thuis is?
Samenvatting
Voor betrokkene, voor wie tot 23 januari 2018 een voorlopige machtiging gold, is door de officier van justitie een opvolgende machtiging tot voortgezet verblijf gevraagd. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat aan betrokkene inmiddels voorwaardelijk ontslag was verleend. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.