Hof 's-Gravenhage, 08-04-2005, nr. 2200184304
ECLI:NL:GHSGR:2005:AT3414
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
08-04-2005
- Zaaknummer
2200184304
- LJN
AT3414
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2005:AT3414, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 08‑04‑2005; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2004:AO7018
Cassatie: ECLI:NL:HR:2006:AW4479
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2006:AW4479
Uitspraak 08‑04‑2005
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft naar eigen zeggen uit boosheid en frustratie omtrent problemen met zijn voormalige echtgenote over alimentatie en de omgang met de kinderen twee drugsverslaafden benaderd om haar in brand te steken, waarbij de verdachte in zijn rol van auctor intellectualis voorbereidende gesprekken met één of meer van de medeverdachten heeft gevoerd, de woning van het slachtoffer aan hen heeft aangewezen en aanwijzingen heeft gegeven over het tijdstip waarop de brandstichting zou moeten plaatsvinden. Tengevolge hiervan heeft zijn ex-vrouw zeer ernstig blijvend lichamelijk letsel opgelopen.
Partij(en)
Rolnummer: 2200184304
Parketnummer: 0975741303
Datum uitspraak: 8 april 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 april 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 22 oktober 2004 en 25 maart 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader vermeld in het vonnis. Voorts zijn schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 25 maart 2005 gesteld aan het einde van de avond van
- 5.
juli 2003 tegen de medeverdachten te hebben gezegd: "Niet doen, het is te riskant". Voor zover de verdachte daarmee heeft willen aangeven uiteindelijk geen medepleger te zijn van de tenlastegelegde feiten, verwerpt het hof dit verweer. Deze verklaring wordt niet ondersteund door een verklaring van de medeverdachten, terwijl de verdachte ter zitting zelf heeft verklaard dat hij het bovenstaande niet hard genoeg heeft gezegd en dat daarop niet is gereageerd door de medeverdachten. Ook het latere gedrag van de verdachte op 6 juli 2003 ten aanzien van de medeverdachten is in strijd met deze bewering.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot moord.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte
is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende
tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft naar eigen zeggen uit boosheid en frustratie omtrent problemen met zijn voormalige echtgenote over alimentatie en de omgang met de kinderen twee drugsverslaafden benaderd om haar in brand te steken, waarbij de verdachte in zijn rol van auctor intellectualis voorbereidende gesprekken met één of meer van de medeverdachten heeft gevoerd, de woning van het slachtoffer aan hen heeft aangewezen en aanwijzingen heeft gegeven over het tijdstip waarop de brandstichting zou moeten plaatsvinden. Tengevolge hiervan heeft zijn ex-vrouw zeer ernstig blijvend lichamelijk letsel opgelopen.
Uit de zich in het dossier bevindende medische informatie blijkt dat een groot deel van het lichaam van het slachtoffer 2e en 3e graads is verbrand en dat haar luchtwegen beschadigd zijn. Ook is het slachtoffer gedurende een aantal maanden na de brandstichting kunstmatig slapende gehouden. Uit de foto's in het dossier blijkt de ernst van de gruwelijke verwondingen/verminkingen bij het slachtoffer.
De verdachte en zijn mededaders hebben geen oog gehad voor de traumatische gevolgen die de brandstichting
voor het slachtoffer, haar ouders en kinderen zou kunnen teweegbrengen. Laatstgenoemden hebben hun dochter respectievelijk hun moeder in brand zien staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt het leed
dat het slachtoffer en haar familie is aangedaan. Zij zullen hiervan naar verwachting hun leven lang de psychische gevolgen ondervinden.
Kennelijk heeft de verdachte zich bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten enkel laten leiden door zijn eigen belang en gevoelens en hebben de gevolgen voor het slachtoffer en haar familie hem niet van zijn handelen afgehouden, terwijl hij, mede in aanmerking nemend het feit dat hij arts was, op de hoogte moet zijn geweest van de ernstige - mogelijk dodelijke - letsels die brandwonden veroorzaken. Voorts kon hij redelijkerwijs weten dat niet alleen zijn ex-vrouw, maar ook zijn kinderen en schoonouders in de woning aanwezig waren. Deze houding acht het hof uiterst laakbaar.
Een dergelijke brandstichting - in een woning in een woonwijk met alle gevaren van dien voor personen en goederen in en rondom die woning - is naar het oordeel van het hof een zeer ernstig feit dat grote maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt.
Het hof heeft acht geslagen op het rapport van het Pieter Baan Centrum te Utrecht d.d. 27 februari 2004, inhoudende een psychologisch en psychiatrisch onderzoek omtrent de persoon van de verdachte, opgesteld en ondertekend
door H.A. van Kempen, psycholoog, en P.K.J. Ronhaar, psychiater. Zij concluderen dat er bij de verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis, welke gekenmerkt wordt door borderline, narcistische en antisociale aspecten.
De kern van de problematiek is het instabiele zelfbeeld en zijn gebrekkige identiteitsopbouw. De verdachte heeft anderen nodig om zijn zelfgevoel op peil te houden, maar kan tegelijkertijd de hierin besloten afhankelijkheid niet verdragen.
De doorwerking van bovengenoemde persoonlijkheidsstoornis in de tenlastegelegde feiten is vooral herkenbaar in
de aanloop daartoe. Door de met verdachte's persoonlijkheidsstoornis samenhangende relatieproblemen voelde de verdachte zich meer en meer als het ware incompleet gemaakt en gekrenkt door het slachtoffer.
Zijn uitingen van woede hangen samen met de persoonlijkheidsstoornis van de verdachte.
De verdachte wordt enigszins verminderd toerekenings-vatbaar met betrekking tot de hem tenlastegelegde feiten geacht. Naar de mening van onderzoekers is er geen reden te adviseren aan de verdachte een terbeschikkingstelling op te leggen of anderszins een behandeling in een strafrechtelijk kader.
Het hof neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt die tot de zijne.
Voorts heeft het hof kennis genomen van het rapport van Gevangenenzorg Nederland d.d. 14 maart 2005, opgesteld en ondertekend door M. van Halem-Kuyvenhoven en het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, ressort Den Haag, d.d. 17 september 2003, opgesteld en ondertekend door J.A. van Beersum, reclasseringswerker.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt. Gelet op de ernst van de feiten, zoals hiervoor overwogen, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de eerste rechter opgelegde straf. Het is om die reden dat het hof een zwaardere straf zal opleggen.
Vordering tot schadevergoeding S. [naam]
In het onderhavige strafproces heeft S. [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 20.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot
aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer S. [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder
- 1.
primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 20.000,00 ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering tot schadevergoeding Maikel [naam]
In het onderhavige strafproces heeft Maikel [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd, daartoe wettelijk vertegenwoordigd door Bureau Jeugdzorg Haaglanden, en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Maikel [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder
- 1.
primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer namens Maikel [naam].
Vordering tot schadevergoeding Mark [naam]
In het onderhavige strafproces heeft Mark [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd, daartoe wettelijk vertegenwoordigd door Bureau Jeugdzorg Haaglanden, en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot
aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Mark [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder
- 1.
primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,00 ten behoeve van slachtoffer Mark [naam].
Vordering tot schadevergoeding M.A. [naam]
In het onderhavige strafproces heeft M.A. [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.A. [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder
- 1.
primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer M.A. [naam].
Vordering tot schadevergoeding M.M. [naam]
In het onderhavige strafproces heeft M.M. [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot
aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.M. [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder
- 1.
primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer M.M. [naam].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (VIJFTIEN) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoer-legging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S. [naam] tot het gevorderde
bedrag van EUR 20.000,00 (twintigduizend euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij S. [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt
- -
welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 20.000,00 (twintigduizend euro) ten behoeve van het slachtoffer S. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 235 (tweehonderdvijfendertig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Maikel [naam] tot het gevorderde bedrag van
EUR 1.000,00 (duizend euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Maikel [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt
- -
welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro)
ten behoeve van het slachtoffer Maikel [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van Mark [naam] tot het gevorderde bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Mark [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt
- -
welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro),
ten behoeve van het slachtoffer Mark [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van N.A. [naam] tot het gevorderde bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij N.A. [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt
- -
welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro)
ten behoeve van het slachtoffer N.A. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van M.M. [naam] tot het gevorderde bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij M.M. [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt
- -
welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro)
ten behoeve van het slachtoffer M.M. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mrs. Stoker-Klein, De Bruijn-Lückers en Korvinus, in bijzijn van de griffier mr. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 april 2005.