Hof Amsterdam, 12-11-2013, nr. 200.129.753/01
ECLI:NL:GHAMS:2013:4740
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-11-2013
- Zaaknummer
200.129.753/01
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:4740, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑11‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3070, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Verzoek vervangende toestemming tot afgifte paspoort ten behoeve van minderjarige wiens gewone verblijfplaats in de Dominicaanse Republiek is gelegen. Bevoegdheid Nederlandse rechter.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 12 november 2013
Zaaknummer: 200.129.753/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 142318/FA RK 12-961
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. M.J.A. Bakker te Utrecht,
tegen
[…],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
geïntimeerde.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 8 juli 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 10 april 2013 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk 142318/FA RK 12-961.
1.3.
De zaak is op 16 september 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.4.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld door mevrouw S. Wawoe die voor hem als tolk in de Spaanse taal is opgetreden.
1.5.
De vrouw is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1.
Partijen zijn [in] 2001 te Santo Domingo in de Dominicaanse Republiek gehuwd. Hun huwelijk is op 13 juli 2009 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Alkmaar van 19 maart 2009 in de registers van de burgerlijke stand.
De man heeft op grond van een Koninklijk Besluit van 7 mei 1999 de Nederlandse nationaliteit verkregen.
2.2.
De minderjarige […] (hierna: [de minderjarige]) is [in] 1996 geboren op Curaçao. De man heeft [de minderjarige] op 7 november 2002 erkend voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Curaçao. [de minderjarige] heeft de Nederlandse en de Dominicaanse nationaliteit. Zij woont bij de grootmoeder (moederszijde) in de Dominicaanse Republiek. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige].
Zowel de man als [de minderjarige] hebben al jarenlang geen enkel contact met de vrouw.
2.3.
Bij beschikking van 22 juni 2011 heeft de rechtbank Alkmaar zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoek van de man hem met het eenhoofdig gezag te belasten.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek van de man. De man had verzocht om vervangende toestemming te verlenen tot afgifte van een paspoort aan [de minderjarige].
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn inleidend verzoek toe te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1.
Aan de orde is de vraag of de Nederlandse rechter in de onderhavige zaak rechtsmacht toekomt.
De man stelt in hoger beroep dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van zijn verzoek hem vervangende toestemming te verlenen tot afgifte van een paspoort ten behoeve van zijn dochter [de minderjarige].
Hij voert hiertoe -kort samengevat- aan dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of zij bevoegd was. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat de uitzondering als bedoeld in artikel 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zich niet voordoet. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte artikel 9 sub b Rv niet toegepast. Er is voor de man geen effectieve rechtsingang in het buitenland en de rechtbank heeft met haar beslissing de toegang tot de rechter geblokkeerd.
4.2.
Het hof stelt in navolging van de rechtbank vast dat het verzoek van de man is aan te merken als een verzoek inzake de gezamenlijke gezagsuitoefening in de zin van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek. Immers, op grond van artikel 34 lid 1 van de Paspoortwet dient bij de aanvraag van een paspoort door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming te worden overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Nu de vrouw mede het gezag heeft over [de minderjarige] en haar toestemming ontbreekt, is vervangende toestemming van de rechter vereist alvorens een Nederlands paspoort voor [de minderjarige] aangevraagd kan worden.
Vast staat dat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] is gelegen in de Dominicaanse Republiek. Op grond van artikel 5 Rv heeft de Nederlandse rechter in zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid geen rechtsmacht indien het kind zijn gewone verblijfsplaats niet in Nederland heeft, tenzij hij zich in een uitzonderlijk geval, wegens verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer in Nederland, in staat acht het belang van het kind naar behoren te beoordelen.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen dat er in het onderhavige geval geen sprake is van een uitzonderlijk geval als bedoeld in voornoemd artikel, omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de zaak verbonden te achten met de Nederlandse rechtssfeer. De rechtbank heeft daarbij onder meer overwogen dat de man zelf niet of nauwelijks Nederlands spreekt, dat [de minderjarige] nooit in Nederland is geweest, dat zij geen Nederlands spreekt en verstaat, dat zij inmiddels meer dan 15 jaar in de Dominicaanse Republiek woont en dat er geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat [de minderjarige] op enigerlei wijze met Nederland is verbonden, anders dan haar nationaliteit.
Anders dan de man is het hof van oordeel dat de rechtbank geen onjuiste maatstaf heeft gehanteerd bij deze beoordeling. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dan ook dat de Nederlandse rechter in het onderhavige geval geen rechtsmacht toekomt op grond van artikel 5 Rv. Hetgeen de man in hoger beroep nog heeft aangevoerd, namelijk dat hij ten tijde van de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit op de Nederlandse Antillen (Curaçao) woonde, waar [de minderjarige] is geboren en enige tijd heeft gewoond, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Voorts dient het hof de vraag te beantwoorden of de Nederlandse rechter op grond van artikel 9 sub b Rv bevoegd is.
Naar het oordeel van het hof heeft de man zowel in eerste aanleg als in hoger beroep nagelaten te onderbouwen dat een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk is. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat toegang tot de Dominicaanse rechter ontbreekt. De enkele stelling van de man in zijn appelschrift dat de barrières die te nemen zijn, niet zijn te overzien, is onvoldoende. Het bepaalde in artikel 9 Rv vormt derhalve evenmin een basis voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechtbank zich op goede gronden onbevoegd heeft verklaard om van het verzoek van de man kennis te nemen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep dan ook bekrachtigen.
4.3.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. A. van Haeringen en mr. W.K. van Duren in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2013.