NJB 2023/135
Wijziging sanctierecht in voor de verdachte gunstige zin, art. 7 EVRM (lex mitior-beginsel): is daarvan sprake i.v.m. de in art. 6:2:10 Sv vervatte regeling inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling? Nee, want deze regeling heeft betrekking op de executie van een opgelegde straf. De wijziging van deze regeling kan dus niet worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving ten aanzien van de strafbaarstelling of de strafbedreiging. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de toepassing van deze bepaling op gevallen waarin na 1 juli 2021 een veroordeling is uitgesproken voor een strafbaar feit begaan voor 1 juli 2021 in strijd is met art. 7 EVRM.
HR 20-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1902
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 december 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens, C. Caminada
- Zaaknummer
21/04758
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1902, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:886, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑03‑2022
- Wetingang
(art. 7 EVRM; art. 6:2:10 lid 1 Sv)
Essentie
Wijziging sanctierecht in voor de verdachte gunstige zin, art. 7 EVRM (lex mitior-beginsel): is daarvan sprake i.v.m. de in art. 6:2:10 Sv vervatte regeling inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling? Nee, want deze regeling heeft betrekking op de executie van een opgelegde straf. De wijziging van deze regeling kan dus niet worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving ten aanzien van de strafbaarstelling of de strafbedreiging. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de toepassing van deze bepaling op gevallen waarin na 1 juli 2021 een veroordeling is uitgesproken voor een strafbaar feit begaan voor 1 juli 2021 in strijd is met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.