Ik merk op dat uit de bewijsconstructie van het hof niet blijkt dat de politie verdachte heeft aangehouden terwijl hij in de volgens bewijsmiddel 2 gestolen auto reed. De politierechter daarentegen heeft voor het bewijs gebruikt (bewijsmiddel 2) een proces-verbaal van aangifte waarin [betrokkene 2] aangifte doet van inbraak, gepleegd tussen 18 februari 2010 en 2 maart 2010 waarbij werd weggenomen een personenauto Jaguar, kenteken [BB-00-BB]. De vermelding in bewijsmiddel 3 in de aanvulling op het verkort arrest van een kenteken [CC-00-CC] lijkt mij een vergissing te bevatten.
HR, 10-03-2015, nr. 13/03157
ECLI:NL:HR:2015:538
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-03-2015
- Zaaknummer
13/03157
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:538, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑03‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:173, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:173, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:538, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑08‑2013
- Vindplaatsen
NJ 2015/164 met annotatie van
SR-Updates.nl 2015-0124
Uitspraak 10‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzetheling.
Partij(en)
10 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/03157
KD/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 15 februari 2013, nummer 23/004012-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.H. Wormhoudt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 21 maart 2010 te Amsterdam, een personenauto, merk Jaguar, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte van 22 maart 2010 van in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in als de op voornoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte van vervalsing van mijn kentekenplaten. Ik heb van de politie begrepen dat mijn kentekenplaten, [AA-00-AA], zijn aangetroffen op een gestolen auto. Het kenteken [AA-00-AA] behoort bij een Jaguar XJ Executive. Mijn auto staat op een afgesloten privéterrein in Montfoort. Ik heb niemand toestemming gegeven mijn kentekenplaten op een gestolen auto te gebruiken.
2. Een proces-verbaal van aangifte van 8 maart 2010 van in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (pagina 1 tot en met 4 van het dossier). Dit proces-verbaal houdt in als de op voornoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn personenauto, een zwarte Jaguar XJ Executive met kenteken [BB-00-BB], en de autosleutels van die auto, tussen zondag 28 februari 2010 te 00.00 uur en dinsdag 2 maart 2010 te 09.00 uur op [a-straat 1] te Amstelveen.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2010, in de wettelijke vorm, op ambtseed en -belofte, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Dit proces-verbaal (pagina 18 tot en met 20 van het dossier) houdt in, -voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven- als bevindingen van de verbalisanten voornoemd op voormelde datum:
Op 21 maart 2010 reden wij op de openbare weg, de Pieter Callandlaan te Amsterdam, achter een zwarte personenauto, een Jaguar XJ Executive met kenteken [AA-00-AA]. Later bleek dit voertuig voorzien te zijn van andere kentekenplaten. Het niet vervalste voertuigidentificatienummer bleek te zijn gesignaleerd als gestolen. Bij de Rijksdienst van wegverkeer bleek dit voertuig te behoren bij de volgende kentekenplaten: [BB-00-BB]. Wij zagen in die auto één persoon zitten. Deze persoon gaf later op te zijn genaamd: [verdachte].
Wij gaven een stopteken om een algemene voertuig controle uit te voeren op het genoemde voertuig volgens de Wegenverkeerswet 1994. Wij zagen in de binnenspiegel van de verdachte het gezicht van de verdachte en dat deze in de richting van de spiegel keek. Wij zagen dat het voertuig met hoge snelheid over de Pieter Callandlaan weg reed. Hierop hebben wij de achtervolging ingezet. Wij zagen dat het genoemde voertuig in een grasveld reed en dat het voertuig in een slip raakte. Wij zagen dat het voertuig met zijn linker voorkant tegen een muur aan reed. Wij zagen vervolgens dat de verdachte uit het voertuig sprong en dat hij begon weg te rennen. Wij zagen dat de verdachte in de tegenovergestelde richting van ons weg rende. Hierop stapte ik, tweede verbalisant, uit om de achtervolging op de verdachte te voet in te zetten. Ik, eerste verbalisant, reed met mijn politievoertuig parallel naast de verdachte. Mijn zicht op de verdachte werd belemmerd door een aantal huizen. Aan het einde van deze huizen heb ik, eerste verbalisant, mijn voertuig neergezet. Ik zag dat de verdachte mij voorbij rende. Ik hoorde dat hij een verzwaarde ademhaling had en ik zag dat er zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd stonden. Hierop heb ik hard geschreeuwd: 'Stop politie!'. Ik zette de achtervolging te voet in en na enkele tientallen meters heb ik de verdachte aangehouden ter zake van heling.
4. Een proces-verbaal van aanhouding van 21 maart 2010, in de wettelijke vorm, op ambtseed en -belofte, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Dit proces-verbaal (pagina 21 van het dossier) houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 21 maart 2010 hebben wij op de [b-straat 1] te Amsterdam, op heterdaad op verdenking van overtreding van het bepaalde in artikel 416, eerste lid, sub a, van het Wetboek van Strafrecht als verdachte aangehouden: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats]."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman en de verdachte hebben betoogd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet is uit te sluiten dat iemand anders dan de verdachte in de gestolen Jaguar reed en dat hij - woonachtig in dezelfde buurt - toen de Jaguar tot stilstand kwam ten onrechte als verdachte is aangehouden. De verbalisanten hebben hem voor de heling van de auto willen laten opdraaien.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op ambtseed en -belofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen gaven zij op 21 maart 2010 aan de bestuurder van een als gestolen geregistreerd staande Jaguar een stopteken. Zij zagen heel duidelijk het gezicht van de bestuurder in de binnenspiegel van die auto. De auto reed vervolgens met hoge snelheid van de agenten weg en raakte op een grasveld in een slip. De verbalisanten zagen dat de bestuurder uit de auto sprong en wegrende. De verbalisant [verbalisant 4] reed met zijn politievoertuig parallel naast de verdachte. Zijn zicht werd 10 seconden belemmerd door een aantal huizen. Aan het eind van het huizenblok heeft [verbalisant 4] zijn voertuig neergezet, zag hij de verdachte voorbij rennen en riep hij naar de verdachte 'stop politie'. Hij hoorde de verdachte zwaar ademhalen en zag zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd. Na hem nog enkele tientallen meters te voet te hebben achtervolgd heeft hij [verdachte] als verdachte aangehouden. In de straat waar de verdachte werd aangehouden was op dat moment naast de verdachte alleen een jongetje van ongeveer 10 jaar aanwezig. De verbalisanten herkenden de verdachte voor 100% aan zijn kleding en uiterlijk als de bestuurder van de gestolen Jaguar.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voor de auto, die op het grasveld in zijn richting kwam gereden, weg moest rennen over de afstand van een huizenblok. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet heeft gezien dat er een politieauto parallel aan hem reed, hij langs een politieauto rende en dat er werd geroepen 'stop politie'.
De verbalisanten hebben het gezicht en de kleding van de bestuurder van de auto goed gezien, zijn de verdachte in hun achtervolging slechts seconden uit het oog verloren en herkennen de verdachte als zijnde de bestuurder van de gestolen auto. De verklaring van de verdachte stelt het hof als ongeloofwaardig terzijde. Op geen enkele wijze heeft de verdachte inzicht gegeven in de reden waarom hij de lengte van een huizenblok moest wegrennen voor een slippende auto. Bovendien zat er tussen het wegrennen van de gestolen auto en de aanhouding van de verdachte zeer weinig tijd en was er ten tijde van de aanhouding van de verdachte niemand in de buurt die aan zijn signalement had kunnen voldoen. Niet is gebleken dat het proces-verbaal van bevindingen op voornoemde punten tegenstrijdigheden of onwaarheden bevat, laat staan dat dit door de verbalisanten opzettelijk is gemanipuleerd om de verdachte te kunnen vervolgen. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging."
2.3.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte "ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof", niet zonder meer kan worden afgeleid uit 's Hof bewijsvoering, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2015.
Conclusie 10‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzetheling.
Nr. 13/03157
Mr. Machielse
Zitting 10 februari 2015
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 15 februari 2013 voor “opzetheling” veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren.
2. Mr. R.H. Wormhoudt, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt over het bewijs. Verdachte heeft ontkend in de auto te hebben gereden. Maar wat daarvan ook zij, op geen enkele manier kan worden bewezenverklaard dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist dat de auto een door misdrijf verkregen goed betrof. Dat verdachte heeft getracht te vluchten kan allerlei redenen hebben gehad. Daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto wist dat deze gestolen was.
3.2. Het hof heeft bewezenverklaard dat verdachte
"op 21 maart 2010 te Amsterdam, een personenauto, merk Jaguar, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof".
Deze bewezenverklaring is voorafgegaan door de volgende overwegingen:
"Nadere bewijsoverweging
De raadsman en de verdachte hebben betoogd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet is uit te sluiten dat iemand anders dan de verdachte in de gestolen Jaguar reed en dat hij - woonachtig in dezelfde buurt - toen de Jaguar tot stilstand kwam ten onrechte als verdachte is aangehouden. De verbalisanten hebben hem voor de heling van de auto willen laten opdraaien.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op ambtseed en -belofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen gaven zij op 21 maart 2010 aan de bestuurder van een als gestolen geregistreerd staande Jaguar een stopteken. Zij zagen heel duidelijk het gezicht van de bestuurder in de binnenspiegel van die auto. De auto reed vervolgens met hoge snelheid van de agenten weg en raakte op een grasveld in een slip. De verbalisanten zagen dat de bestuurder uit de auto sprong en wegrende. De verbalisant [verbalisant 4] reed met zijn politievoertuig parallel naast de verdachte. Zijn zicht werd 10 seconden belemmerd door een aantal huizen. Aan het eind van het huizenblok heeft [verbalisant 4] zijn voertuig neergezet, zag hij de verdachte voorbij rennen en riep hij naar de verdachte "stop politie'. Hij hoorde de verdachte zwaar ademhalen en zag zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd. Na hem nog enkele tientallen meters te voet te hebben achtervolgd heeft hij [verdachte] als verdachte aangehouden. In de straat waar de verdachte werd aangehouden was op dat moment naast de verdachte alleen een jongetje van ongeveer 10 jaar aanwezig. De verbalisanten herkenden de verdachte voor 100% aan zijn kleding en uiterlijk als de bestuurder van de gestolen Jaguar.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voor de auto, die op het grasveld in zijn richting kwam gereden, weg moest rennen over de afstand van een huizenblok. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet heeft gezien dat er een politieauto parallel aan hem reed, hij langs een politieauto rende en dat er werd geroepen 'stop politie'.
De verbalisanten hebben het gezicht en de kleding van de bestuurder van de auto goed gezien, zijn de verdachte in hun achtervolging slechts seconden uit het oog verloren en herkennen de verdachte als zijnde de bestuurder van de gestolen auto. De verklaring van de verdachte stelt het hof als ongeloofwaardig terzijde. Op geen enkele wijze heeft de verdachte inzicht gegeven in de reden waarom hij de lengte van een huizenblok moest wegrennen voor een slippende auto. Bovendien zat er tussen het wegrennen van de gestolen auto en de aanhouding van de verdachte zeer weinig tijd en was er ten tijde van de aanhouding van de verdachte niemand in de buurt die aan zijn signalement had kunnen voldoen.
Niet is gebleken dat het proces-verbaal van bevindingen op voornoemde punten tegenstrijdigheden of onwaarheden bevat, laat staan dat dit door de verbalisanten opzettelijk is gemanipuleerd om de verdachte te kunnen vervolgen. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging."
3.3. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij niet in de zwarte Jaguar heeft gezeten maar dat hij is gaan rennen toen die auto het grasveld op kwam rijden en op hem af reed. Hij heeft evenmin een politieauto gezien of de politie horen roepen.
3.4. De aanvulling op het verkort arrest bevat de volgende bewijsmiddelen:
1.
Een proces-verbaal van aangifte van 22 maart 2010 van in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in als de op voornoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte van vervalsing van mijn kentekenplaten. Ik heb van de politie begrepen dat mijn kentekenplaten, [AA-00-AA], zijn aangetroffen op een gestolen auto. Het kenteken [AA-00-AA] behoort bij een Jaguar XJ Executive. Mijn auto staat op een afgesloten privéterrein in Montfoort. Ik heb niemand toestemming gegeven mijn kentekenplaten op een gestolen auto te gebruiken.
2.
Een proces-verbaal van aangifte van 8 maart 2010 van in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (pagina 1 tot en met 4 van het dossier). Dit proces-verbaal houdt in als de op voornoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn personenauto, een zwarte Jaguar XJ Executive met kenteken [DD-00-DD], en de autosleutels van die auto, tussen zondag 28 februari 2010 te 00.00 uur en dinsdag 2 maart 2010 te 09.00 uur op [a-straat 1] te Amstelveen.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2010, in de wettelijke vorm, op ambtseed en -belofte, opgemaakt door de.daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Dit proces-verbaal (pagina18 tot en met 20 van het dossier) houdt in, -voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven- als bevindingen van de verbalisanten voornoemd op voormelde datum:
Op 21 maart 2010 reden wij op de openbare weg, de Pieter Callandlaan te Amsterdam, achter een zwarte personenauto, een Jaguar XJ Executive met kenteken [AA-00-AA]. Later bleek dit voertuig voorzien te zijn van andere kentekenplaten. Het niet vervalste voertuigidentificatienummer bleek te zijn gesignaleerd als gestolen. Bij de Rijksdienst van wegverkeer bleek dit voertuig te behoren bij de volgende kentekenplaten: [CC-00-CC].[1.] Wij zagen in die auto één persoon zitten. Deze persoon gaf later op te zijn genaamd: [verdachte].
Wij gaven een stopteken om een algemene voertuig controle uit te voeren op het genoemde voertuig volgens de Wegenverkeerswet 1994. Wij zagen in de binnenspiegel van de verdachte het gezicht van de verdachte en dat deze in de richting van de spiegel keek. Wij zagen dat het voertuig met hoge snelheid over de Pieter Callandlaan weg reed. Hierop hebben wij de achtervolging ingezet. Wij zagen dat het genoemde voertuig in een grasveld reed en dat het voertuig in een slip raakte. Wij zagen dat het voertuig met zijn linker voorkant tegen een muur aan reed. Wij zagen vervolgens dat de verdachte uit het voertuig sprong en dat hij begon weg te rennen. Wij zagen dat de verdachte in de tegenovergestelde richting van ons weg rende. Hierop stapte ik, tweede verbalisant. uit om de achtervolging op de verdachte te voet in te zetten. Ik, eerste verbalisant, reed met mijn politievoertuig parallel naast de verdachte. Mijn zicht op de verdachte werd belemmerd door een aantal huizen. Aan het einde van deze huizen heb ik, eerste verbalisant mijn voertuig neergezet. Ik zag dat de verdachte mij voorbij rende. Ik hoorde dat hij een verzwaarde ademhaling had en ik zag dat er zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd stonden. Hierop heb ik hard geschreeuwd: "Stop politie!". Ik zette de achtervolging te voet in en na enkele tientallen meters heb ik de verdachte aangehouden ter zake van heling.
4.
Een proces-verbaal van aanhouding van 21 maart 2010, in de wettelijke vorm, op ambtseed en -belofte, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Dit proces-verbaal (pagina 21 van het dossier) houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 21 maart 2010 hebben wij op de [b-straat 1] te Amsterdam, op heterdaad op verdenking van overtreding van het bepaalde in artikel 416, eerste lid, sub a, van het Wetboek van Strafrecht als verdachte aangehouden: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats]."
3.4. De nadere bewijsoverweging in het arrest heeft klaarblijkelijk de strekking om de verklaring van verdachte dat hij niet in de auto heeft gereden, te weerleggen. Het hof merkt deze verklaring (slechts) aan als ongeloofwaardig en stelt deze verklaring terzijde. Het hof heeft niet het proces-verbaal voor het bewijs gebruikt dat de politierechter onder 4 heeft opgenomen en waaruit de politierechter opmaakt dat verdachte wist dat hij in een gestolen auto reed.
3.5. Uit de door het hof opgestelde bewijsvoering kan zonder nadere, doch ontbrekende, motivering niet worden afgeleid dat, zoals is bewezenverklaard, verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de Jaguar wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.2.
4. Het middel is terecht voorgesteld. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑02‑2015
HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1976; HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3150.
Beroepschrift 30‑08‑2013
Toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Postbus 20303
2500 EH 's‑Gravenhage
Geeft eerbiedig te kennen:
[rekwirant], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], te dezer zake domicilie kiezende te (1075 XH) Amsterdam aan de Amstelveenseweg 4, ten kantore van de advocaat Mr. R.H. Wormhoudt, die door rekwirant tot cassatie bepaaldelijk is gevolmachtigd tot ondertekening en indiening van deze schriftuur;
dat rekwirant van cassatie naar aanleiding van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof te Amsterdam met parketnummer 23/004012-11, uitgesproken op 15 februari 2013, de volgende middelen van cassatie voordraagt:
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd, waarvan de niet-naleving nietigheid medebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 358 en 359 juncto artikel 415 Sv geschonden op grond van het volgende. De beslissing van het hof is niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.
1.
Verdachte is door de Politierechter te Amsterdam op 14 september 2011 veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, bij niet verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis wegens, kort gezegd, opzetheling van een gestolen personenauto (van het merk Jaguar). Namens verdachte is tijdig hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis.
2.
Het hoger beroep heeft gediend ter terechtzitting van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 1 februari 2013. Bij arrest van het hof van 15 februari 2013 is het vonnis van de Politierechter vernietigd omdat het hof zich daarmee niet verenigt en is betrokkene (wederom) veroordeeld wegens het begaan van voornoemd strafbaar feit, wederom tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis. Namens verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld.
Verdachte, rekwirant tot cassatie, is het niet eens met het arrest van het Gerechtshof en is van oordeel dat het arrest dient te worden vernietigd in verband met het volgende.
3.1
Verdachte is veroordeeld (door zowel de Politierechter als, later, het Gerechtshof) op grond dat verdachte, kort gezegd, een personenauto, merk Jaguar, voorhanden zou hebben gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Verdachte ontkent in de auto te hebben gereden en meent dat reeds om die reden vrijspraak gerechtvaardigd en geboden is. Verdachte is zich er van bewust dat deze stellingname feitelijk van aard is, waarover de Politierechter en later het hof zich hebben uitgesproken, hetgeen — gelet op de aard van de toetsing in cassatie — niet aan het oordeel van de Hoge Raad is onderworpen. Om die reden kan de beoordeling van de vraag of verdachte wel of niet in de auto heeft gereden — in cassatie — verder onbesproken blijven.
3.2
De reden om niettemin het arrest van het hof ter cassatie aan de Hoge Raad voor te leggen hangt samen met de omstandigheid dat, indien er vanuit zou worden gegaan dat verdachte in de personenauto zou hebben gereden, zoals het hof aanneemt, op geen enkele manier (uit de stukken of anderszins) blijkt dat verdachte wist — ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto — dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dat blijkt nergens uit. Tenminste had het hof moeten motiveren welke feiten en omstandigheden aan die bewezenverklaring ten grondslag hebben gelegen. Ziet verdachte het juist, dan wordt verdachte door het hof strafrechtelijk aansprakelijk gehouden voor de opzetheling van de personenauto omdat verdachte in die betreffende auto zou hebben gereden. Méér informatie is er niet, hetgeen betekent dat de mogelijkheid bestaat dat verdachte — ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto — niet wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. En dat betekent dan weer dat bewezenverklaring van dat gedeelte van de telastelegging niet op zijn plaats is.
3.3
De omstandigheid dat verdachte — volgens het hof — zou zijn achtervolgd door de politie, op zeker moment uit die auto zou zijn gesprongen en zijn weggerend om later te worden aangehouden door de politie doet daar niet aan af en rechtvaardigt niet de conclusie dat, omdat verdachte zou zijn weggereden van de politie en vervolgens zou hebben getracht te ontkomen, verdachte moet hebben geweten dat de auto van een misdrijf afkomstig was. Er kunnen meer redenen zijn om aan de greep van de politie te willen ontkomen, anders dan de reden dat de auto waarin verdachte zou hebben gereden van misdrijf afkomstig was. De mogelijkheid dient niet te worden uitgesloten dat verdachte (bijvoorbeeld) aan de politie zou hebben willen ontkomen, omdat hij bang was te worden aangehouden in verband met openstaande boetes of in verband met een andere strafzaak of omdat verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs. Kortom, andere redenen kunnen ten grondslag hebben gelegen aan de vluchtpoging van verdachte (er van uitgaande, nogmaals, dat verdachte de persoon was die in de auto had gereden). Het hof heeft de mogelijkheid dat verdachte niet wist dat de personenauto door misdrijf verkregen ten onrechte onbesproken gelaten. Op basis van wat voorligt heeft het hof niet zonder meer tot bewezenverklaring kunnen komen. Als gevolg daarvan is de uitspraak van het hof, naar de mening van verdachte, in dit opzicht onvoldoende met redenen omkleed. Om die reden dient de uitspraak van het hof te worden vernietigd.
Op grond van het voorgaande moge requirant van cassatie concluderen dat het de Hoge Raad der Nederlanden behage het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 15 februari 2013 te vernietigen met zodanige verdere beslissing als Uw Raad in goede Justitie zal vermenen te behoren.
Amsterdam, 30 augustus 2013
raadsman