Einde inhoudsopgave
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 24 [Uitsluiting verblijf in groep]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2005
- Bronpublicatie:
07-04-2005, Stb. 2005, 194 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 29413)
- Inwerkingtreding
01-07-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-2005, Stb. 2005, 300 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
De directeur kan de jeugdige uitsluiten van het verblijf in de groep of de deelname aan een of meer activiteiten behoudens het dagelijks verblijf in de buitenlucht, bedoeld in artikel 53, vijfde lid:
- a.
indien dit in het belang van de orde of de veiligheid van de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;
- b.
indien dit ter bescherming van de betrokken jeugdige noodzakelijk is;
- c.
in geval van ziekmelding of ziekte van de betrokken jeugdige;
- d.
indien de jeugdige hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.
2.
De uitsluiting ingevolge het eerste lid, onder a of b, duurt ten hoogste twee dagen. De directeur kan deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee dagen verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.
3.
Indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitsluiting, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, geboden is, kan een personeelslid of medewerker de maatregel, bedoeld in het eerste lid, voor een periode van ten hoogste vijftien uren treffen.
4.
De maatregel van uitsluiting van het verblijf in de groep of van de deelname aan een of meer activiteiten wordt ten uitvoer gelegd op de kamer van de jeugdige.
5.
De directeur houdt van de oplegging van de maatregel van uitsluiting, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de verlenging, bedoeld in het tweede lid, aantekening in een register. Bij toepassing van het derde lid wordt de aantekening door het betrokken personeelslid of medewerker gemaakt.