Zie onder meer HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393, m.nt. Buruma en HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3189, NJ 2018/251, m.nt. Reijntjes. Zie ook A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers, Cassatie in Strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 328.
HR, 24-01-2023, nr. 21/00557
ECLI:NL:HR:2023:78
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-01-2023
- Zaaknummer
21/00557
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:78, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑01‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1103
ECLI:NL:PHR:2022:1103, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:78
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑01‑2023
Inhoudsindicatie
Medeplegen diefstal elektriciteit t.b.v. hennepkwekerij d.m.v. verbreking (art. 311.1 Sr). Bewijsklachten. Wetenschap van verdachte en (on)geloofwaardigheid van verklaring van verdachte. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/00557
Datum 24 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2021, nummer 21-005841-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2023.
Conclusie 29‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Klacht dat bewezenverklaring van medeplegen van diefstal van elektriciteit ten behoeve van hennepkwekerij onvoldoende is gemotiveerd. De AG adviseert de HR het cassatieberoep te verwerpen (art. 81 RO).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/00557
Zitting 29 november 2022
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 27 januari 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens 1. “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” en 2. “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, subsidiair 80 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal van elektriciteit (feit 2) onvoldoende is gemotiveerd.
3.1
Ten laste van de verdachte is onder feit 2 bewezenverklaard dat hij:
“hij in [de] periode van 11 februari 2017 tot en met 11 april 2017 te [plaats] tezamen en in veren[i]ging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de [a-straat 1] ) heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Liander, waarbij de verdachte en zijn mededaders die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel [van] verbreking”
3.2
Deze bewezenverklaring heeft het hof doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
“De hierna te melden bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, genummerd PL0600-2017140760, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Oost-Nederland, gesloten en getekend op 7 juli 2017:
1. een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, genummerd PL0600-2017140760-1, opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Oost-Nederland, gesloten en getekend op 7 juli 2017, als bijlage op pagina’s 34-40, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op pagina 34:
Op 11 april 2017 stelde ik een onderzoek in op het adres [a-straat 1] , [plaats] vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Op het genoemde adres staat de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedatum] 1985;
Geboorteplaats: [geboorteplaats] .
In voornoemde woning werd op 11 april 2017 binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was.
Op pagina 35:
Kweekruimte 1
De eerste kweekruimte bevond zich op de eerste verdieping van bovengenoemd pand. Als men vanaf de trap op de eerste verdieping komt bevindt zich schuin rechts de kweekruimte, rechts bevindt zich de doucheruimte. In totaal stonden er 114 hennepplanten. Ik zag dat deze hennepplanten in kokos werden gekweekt. Ik zag dat er per pot één hennepplant werd gekweekt.
Kweekruimte 2
De tweede kweekruimte bevond zich op de zolder. In totaal stonden er 140 hennepplanten. Ik zag dat deze hennepplanten in kokos werden gekweekt. Ik zag dat er per pot één hennepplant werd gekweekt.
Op pagina 36:
Ik, verbalisant constateerde op grond van mijn kennis en ervaring dat het hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten waren.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij hennepkwekerijen meestal diefstal van energie (stroom) plaatsvindt. De stroomvoorziening is onderzocht door de fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder Liander in aanwezigheid van mij, verbalisant. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verwijderd. Na het verwijderen van het deksel van de aansluitkast bleek dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale drie-fasenelektriciteitsaansluiting was gemaakt. Tevens bleek dat deze illegale elektriciteitsaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit.
Op pagina 37:
Als verdachte is aangemerkt: [verdachte]
Reden verdenking: [verdachte] staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op bovengenoemd adres, waar de hennepkwekerij zich bevond. Tevens was hij ten tijde van de instap aanwezig in de woning.
2. een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifte door Liander, betreffende de diefstal van elektriciteit, opgemaakt door [betrokkene 1] , technisch administratief medewerkster bij Liander N.V. in Duiven, ondertekend op 21 april 2017, en in ontvangst genomen op 25 april 2017 door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Oost-Nederland, als bijlage op pagina’s 67-95, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op pagina 67:
Aangifte
Pleegplaats [plaats]
Adres [a-straat 1]
Diefstal energie, na verbreking verzegeling
Namens Liander N.V. ben ik, [betrokkene 1] , in dienstbetrekking als medewerker fraude bij Liander N.V., uit hoofde van mijn functie bevoegd om van bovenstaand feit aangifte te doen bij de politie.
Liander N.V. heeft vanaf 4 augustus 2016 met een persoon genaamd [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel.
Op 11 april 2017 is door de fraudespecialist van Liander N.V. een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van Liander N.V. en die zich bevindt in bovengenoemd perceel.
Op pagina 68:
De fraudespecialist constateerde op 11 april 2017 dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verwijderd en na het verwijderen van het deksel van de aansluitkast zag hij dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Door een illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting onder de zekeringhouders te maken is het mogelijk meer vermogen afte nemen dan dat de contractueel overeengekomen en geïnstalleerde hoofdzekeringen zouden doorlaten. Hij weet dat daardoor schade en hinder werd veroorzaakt aan Liander N.V., omdat de juiste tarievenregeling niet juist kon worden toegepast. Voorts heeft hij vastgesteld dat het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming was met de installatie.
Uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel in ieder geval in de periode van februari 2017 tot 11 april 2017.
Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 30.226 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage.
3. een proces-verbaal van verhoor verdachte, genummerd PL0600-2017140760-7, opgemaakt door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Oost-Nederland en [verbalisant 4] , brigadier van politie Oost-Nederland, gesloten en getekend op 11 april 2017, als bijlage op pagina’s 22-27, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van medeverdachte [betrokkene 2] :
Op pagina 24:
Vraag verbalisanten: Wat kunt u verklaren over de aangetroffen hennepkwekerij op het adres [a-straat 1] [plaats] ?
Antwoord verdachte: Ik heb mijn vriend bezocht.
Vraag verbalisanten: Wie is de eigenaar en/of bewoner van het perceel?
Antwoord verdachte: De eigenaar is degene die daar woont en ik ken hem al heel lang. Dit is [verdachte] .
Vraag verbalisanten: Wie is de eigenaar van de hennepkwekerij?
Antwoord verdachte: Wie de echte eigenaar is geweest durf ik niet te zeggen. Gisteren is er iemand bij [verdachte] geweest. Dit gesprek kon ik niet verstaan. Er was één persoon en hij sprak Turks.
Op pagina 25:
Vraag verbalisanten: Waarom kwam deze man langs?
Antwoord verdachte: Die vriend van mij zei dat hij al anderhalve maand langs kwam. Deze man heeft [verdachte] aangegeven hoe hij de kwekerij moest onderhouden. Het was duidelijk dat hij een kwekerij in zijn woning had. Hij vond het normaal om een hennepplantage in zijn woning te hebben omdat Nederlanders dit ook doen.
Vraag verbalisanten: Weet u wie de hennepkwekerij heeft?
Antwoord verdachte: [verdachte] heeft mij verteld dat hij tien dagen bezig was met het opzetten van de kwekerij.
Vraag verbalisanten: Heeft uw vriend u verteld wat hij verdient om deze kwekerij in zijn huis te hebben?
Antwoord verdachte: Ik heb gehoord dat hij de eerste keer niet betaald werd omdat het een proefperiode is. De tweede keer misschien wel. Ik weet niet wat hij er dan voor zou krijgen. Ik weet zeker dat het de eerste oogst is. Drie maanden geleden was ik bij hem. Toen was de kwekerij er niet.
Vraag verbalisanten: Hoeveel en hoe lang staan de planten er al?
Antwoord verdachte: Ik weet dat het op de zolder en vlakbij de badkamer staat, maar ik weet niet precies hoeveel planten er staan. De geur is erg sterk en er is altijd geluid.
4. een proces-verbaal van verhoor verdachte, genummerd PL0600-2017140760-8, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , beiden hoofdagent van politie OostNederland, gesloten en getekend op 11 april 2017, als bijlage op pagina’s 17-21, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Op pagina 18:
Vraag verbalisanten: Wat kunt u verklaren over de aangetroffen hennepkwekerijen op het adres [a-straat 1] [plaats] ?
Antwoord verdachte: Ik heb een groep ontmoet op het station in Arnhem. Zij zeiden mij dat zij de zolder bij mij wilden huren. Zij hebben mij een aanbod gedaan van om de twee maanden krijg je 5.000 euro. Ik had dit helemaal niet in mijn gedachten en ik had hier niet over nagedacht. Zij wilde graag mijn huis bezichtigen en zijn meegegaan. In eerste instantie weigerde ik het om te verhuren. Zij vroegen wat ik ervan vond en ik twijfelde heel erg. Zij zeiden dat ik mij nergens druk over hoef te maken en dat zij de materialen gingen halen. Zij kwamen vervolgens nog een keer. Dit was ongeveer een week daarna. Zij gingen in mijn woning kijken naar de elektriciteit en meterstanden. Zij zeiden dat ze over twee dagen gereedschap gingen halen. Vervolgens kwamen zij terug met veel gereedschap en kartonnen. Zij hebben dit in de avond naar binnen gebracht zodat de buren niets door hadden zeiden ze. Daarna zijn zij de volgende dag gekomen en begonnen ze aan het werk. Elke dag kwamen de vijf personen langs, ongeveer vijf dagen lang. Ik ging naar school en heb niet geholpen. Nadat zij klaar waren met de werkzaamheden begonnen ze. Het zag er heel erg bijzonder en angstaanjagend uit. Aan het begin begreep ik niet wat zij precies gingen doen. Zij zeiden dat zij gingen kweken. Ik wist niet wat zij gingen kweken. Aan het begin had ik geen flauw idee wat het was. Nadat het klaar was en alle apparatuur er stond, wilde ik dat zij het weghaalden. Ik begreep later wat het was.
Op pagina 19:
Vraag verbalisanten: Heeft u ook een naam van deze mensen?
Antwoord verdachte: Zij hebben hun naam niet bekend gemaakt
Vraag verbalisanten: Heeft u gegevens van de personen?
Antwoord verdachte: Nee, ik weet het niet. Het is mijn fout geweest dat ik vreemde mensen toegang gaf tot mijn woning.
Vraag verbalisanten: Hoe had u contact met de personen?
Antwoord verdachte: Hij belde mij op. Het was een onbekend nummer. Het telefoonnummer was afgeschermd.
Vraag verbalisanten: Hoeveel en hoe lang staan de planten al?
Antwoord verdachte: De planten staan er ongeveer één maand en drie weken.
Op pagina 20:
Vraag verbalisanten: Heeft u meegewerkt aan de hennepkwekerij? Zoals bijvoorbeeld de planten verzorgen?
Antwoord verdachte: Nee. Ik vulde alleen de tank op zolder met water.
Vraag verbalisanten: Zijn de personen aan het werk geweest bij uw meterkast?
Antwoord verdachte: Nee, niet dat ik weet. Zij hebben de eerste keer wél in de meterkast gekeken. Zij zeiden dat ik geen hoge rekening zou krijgen. Ik hoefde mij hier geen zorgen over te maken.
5. een proces-verbaal terechtzitting voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 13 januari 2021:
Op pagina 3:
U houdt mij voor dat ik eerder heb verklaard dat ik een bepaald bedrag zou krijgen voor een periode van twee maanden en vraagt mij wat ik daarover kan verklaren. Ze hadden het over een periode van tweeëneenhalf tot drie maanden en dat het mij € 5.000,- zou opbrengen.
Op pagina 4:
Toen ik al die lichten boven in mijn woning zag dacht ik dat de elektriciteit uit de stopcontacten kwam. Ik heb die mensen toen gezegd dat de elektriciteitsrekening daardoor heel hoog zou worden. Daarop zeiden ze dat mijn elektriciteitsrekening niet hoger zou worden. U vraagt mij of ik op dat moment niet heb gedacht dat de elektriciteit dan gestolen zou worden en vraagt mij waarom ik dacht dat mij rekening niet hoger zou worden. Het is misschien onwetendheid of onnozel zijn maar mijn zorg was alleen maar om snel van deze mensen af te zijn. Ik heb misschien niet doorgevraagd.
De oudste raadsheer vraagt mij of ik eigenlijk al wist waarvoor de mensen de ruimte wilden gebruiken en dat ik later spijt kreeg maar dat het toen al te laat was. Toen ik erachter kwam en doorkreeg wat hun bedoeling was, was het al te laat. In het begin was ik mij daar niet van bewust. U vraagt mij of ik mij daar echt niet van bewust was. Het is echt zo dat ik het niet wist. Ze hebben mij gebruikt omdat ik onwetend was op dat moment. U houdt mij voor dat onbekende personen mij een heel groot geldbedrag aanbieden voor het neerzetten van spullen. Eerlijk gezegd kreeg ik argwaan over de inhoud van de spullen. Verder wist ik niets van de praktijken. U vraagt mij wanneer ik argwaan kreeg over de inhoud van de spullen. De eerste dag dat de spullen bij mij binnen kwamen kreeg ik argwaan. Ik heb de doos toen een stuk opengesneden met een mesje en zag dat het apparatuur was. Eerst was ik bang dat er iets anders in zou zitten.
Op pagina 6:
De oudste raadsheer vraagt mij wie de sleutel van mijn woning hadden. Die mensen van de hennepkwekerij hadden na ongeveer tien dagen de sleutel van mijn woning.”
3.3
Het hof heeft ten aanzien van het bewijs nog het volgende overwogen:
“Door de advocaat-generaal is geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde.
Door en namens verdachte is ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de hennepteelt, maar deze niet meer kon stoppen uit angst voor (onbekend gebleven) andere personen. Verdachte heeft zichzelf via de mail aangegeven bij Omnia. Dit laatste moet worden beschouwd als een vrijwillige terugtred, waardoor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte enkel een ruimte ter beschikking heeft gesteld voor het kweken van hennep, waardoor zijn rol hoogstens die van medeplichtige was. Verdachte heeft weliswaar éénmaal de watertank gevuld, maar toen waren er nog geen plantjes en wist verdachte nog niet van de kwekerij.
Door en namens verdachte is ten aanzien van feit 2 primair aangevoerd dat verdachte geen wetenschap, heeft gehad van de diefstal van elektriciteit en daarom integraal moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de rol van verdachte hoogstens als die van medeplichtige kan worden geduid.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat verdachte twee ruimtes in zijn woning heeft verhuurd aan een aantal personen, die hij op het station in Arnhem had ontmoet, maar die hij verder niet kende. Verdachte had schulden en hij zou aan huurpenningen een bedrag van € 5.000,- per tweeënhalf à drie maanden ontvangen. Deze personen hebben in wisselende samenstellingen in deze twee ruimtes een hennepkwekerij aangelegd. Verdachte hééft hen na tien dagen de huissleutel gegeven.
Bij het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning van verdachte bleek dat de elektriciteitsmeter was gesaboteerd, waardoor er buiten de meter om elektriciteit kon worden afgenomen. Verdachte heeft daarover bij de politie verklaard dat de personen de eerste keer in de meterkast hebben gekeken en hem hebben verteld dat hij geen hoge rekening zou krijgen. De keer daarna waren de personen in gezelschap van twee andere - verdachte onbekende - personen en keken zij naar de elektriciteit en de meterstanden. Ze zeiden toen dat ze over twee dagen gereedschap gingen halen en ze kwamen terug met veel gereedschap.
Toen een vriend van verdachte, [betrokkene 2] , op een bepaald moment verdachte in diens huis bezocht, werd hij daar verrast door de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de twee ruimtes. Toen hij drie maanden daarvóór bij verdachte thuis was, was de kwekerij er nog niet. Verdachte vertelde hem dat hij tien dagen bezig was geweest met het opbouwen van de kwekerij. Over een in zijn woning aanwezige Turkssprekende man, vertelde verdachte hem dat deze man al anderhalve maand langskwam en dat hij hem had aangegeven hoe hij de plantage moest onderhouden. [betrokkene 2] heeft bovendien nog verklaard dat verdachte het normaal vond om een hennepplantage in zijn woning te hebben, omdat Nederlanders dit ook doen.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat verdachte samen met anderen willens en wetens hennepplanten heeft geteeld in zijn woning en illegaal stroom heeft afgenomen. De verklaring van verdachte dat hij op enig moment spijt heeft gekregen van het feit dat zich in zijn woning een hennepkwekerij bevond, doet aan de voorgaande conclusie niet af.
De verklaring van verdachte dat hij in eerste instantie niet wist dat de personen in zijn woning een hennepkwekerij wilden opzetten en runnen, dat hij ook niet wist dat de elektriciteit illegaal werd afgetapt en dat de enige bijdrage die hij aan de kwekerij had geleverd het eenmalig vullen van de watertank was, acht het hof in het bijzonder gelet op de verklaring van [betrokkene 2] ongeloofwaardig.”
3.4
De steller van het middel klaagt dat uit ’s hofs bewijsvoering niet volgt dat de verdachte wist dat er illegaal stroom werd afgetapt ten behoeve van de hennepkwekerij. ’s Hofs oordeel dat uit de verklaring van de verdachte is af te leiden dat de verdachte wetenschap had van de diefstal van elektriciteit zou, zonder nadere motivering die ontbreekt, niet begrijpelijk zijn. Bovendien zou onbegrijpelijk zijn het oordeel van het hof dat het de verklaring van de verdachte onbegrijpelijk acht, omdat uit de verklaring van [betrokkene 2] niets over de diefstal van elektriciteit of over de wetenschap van de verdachte daaromtrent is af te leiden.
3.5
Het hof heeft vastgesteld dat bij het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning van de verdachte bleek dat de elektriciteitsmeter was gesaboteerd, waardoor er buiten de meter om elektriciteit kon worden afgenomen. Bij de politie heeft de verdachte daarover verklaard dat de personen de eerste keer in de meterkast hebben gekeken en hem hebben verteld dat hij geen hoge rekening zou krijgen. De daaropvolgende keer waren de personen in gezelschap van twee andere – voor de verdachte onbekende – personen en keken zij naar de elektriciteit en de meterstanden. Ze zeiden toen tegen de verdachte dat ze over twee dagen gereedschap gingen halen en kwamen terug naar de woning van de verdachte met veel gereedschap. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat de elektriciteit illegaal werd afgetapt, in het bijzonder gelet op de verklaring van [betrokkene 2] , ongeloofwaardig. Bovendien blijkt uit de verklaring van de verdachte (bewijsmiddel 5) dat de verdachte alle lichten boven zijn woning zag en dacht dat de elektriciteit uit de stopcontacten kwam, hij tegen “die mensen” heeft gezegd dat de elektriciteitsrekening daardoor heel hoog zou worden en zij hem daarop gezegd hebben dat zijn rekening niet hoger zou worden.
3.6
Op grond van deze door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden is het hof mijns inziens niet onbegrijpelijk tot het oordeel gekomen dat de verdachte samen met anderen in zijn woning willens en wetens illegaal stroom heeft afgenomen.
3.7
Voor zover de steller van het middel klaagt dat het hof onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat het de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig acht, dan wel dat het hof dit oordeel nader had moeten motiveren, heeft het volgende te gelden.
3.8
Het is voorbehouden aan de feitenrechter om tot het bewijs te bezigen wat deze uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat deze voor het bewijs van geen waarde acht. De invoering van de motiveringsplicht van art. 359 lid 2 tweede volzin Sv in 2005 heeft geen wijziging gebracht in het uitgangspunt dat de selectie en waardering van het beschikbare feitenmateriaal is voorbehouden aan de feitenrechter. Wel brengt die bepaling mee dat de rechter in een aantal gevallen zijn beslissing nader zal dienen te motiveren. Dat is onder meer het geval indien door of namens de verdachte een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is ingenomen ten aanzien van het gebruikte bewijsmateriaal. Omtrent de aan de mate van motivering te stellen eisen komt onder meer betekenis toe aan de inhoud en indringendheid van de aangevoerde argumenten. De motiveringsplicht gaat voorts niet zo ver dat bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan.1.
3.9
De verdediging heeft blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2021 ten aanzien van de wetenschap van het illegaal afnemen van de stroom het volgende aangevoerd:
“Wat betreft de diefstal van elektriciteit is van belang dat de wetenschap van het aftappen van die elektriciteit niet aanwezig was bij cliënt. Uw hof heeft cliënt gevraagd naar de opmerking over de hoogte van de elektriciteitsrekening en of cliënt daaruit kon afleiden dat er aan de elektriciteit was of werd geknutseld. Cliënt verklaart daarbij dat hij pas kort in Nederland woonde en dat hij geen ervaring heeft met hennepkwekerijen, laat staan dat cliënt weet dat er iets met de elektriciteitsaansluiting gebeurt bij hennepkwekerijen. Cliënt heeft uitsluitend gezien dat ze die week na het koffiedrinken in de meterkast hebben gekeken. Dat verklaart cliënt hier maar ook al bij de politie. Cliënt heeft niet gezien wat ze dan precies met of in de meterkast hebben gedaan. Hij heeft alleen gezien dat ze naar de meterkast keken. Ten aanzien van feit 2 ga ik uw hof primair dan ook verzoeken cliënt vrij te spreken bij gebrek aan wetenschap. Mocht uw hof daar anders over denken dan geldt daarvoor hetzelfde als bij feit 1, namelijk dat de rol van cliënt hoogstens als medeplichtige kan worden gekwalificeerd en niet als die van een medepleger.”
3.10
Het hof heeft mijns inziens, mede gelet op hetgeen door de verdediging is aangevoerd omtrent de wetenschap van het afnemen van de elektriciteit, voldoende gemotiveerd waarom het de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig acht. Dat oordeel acht ik bovendien niet onbegrijpelijk. Dat de verdachte heeft verklaard op de vraag of hij niet heeft gedacht dat de elektriciteit gestolen zou worden en waarom hij dacht dat zijn rekening niet hoger zou worden dat het “misschien onwetendheid of onnozelheid” is geweest, doet hier mijns inziens niet aan af.
3.11
Het middel faalt en kan mijns inziens met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering worden afgedaan.
3.12
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
3.13
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑11‑2022