Einde inhoudsopgave
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
Artikel 21 Aflopende toelage onregelmatige dienst
Geldend
Geldend vanaf 11-05-2005
- Bronpublicatie:
12-04-2005, Stb. 2005, 224 (uitgifte: 10-05-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-05-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-2005, Stb. 2005, 224 (uitgifte: 10-05-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
De commandant kent gedurende een uitkeringsperiode een aflopende toelage onregelmatige dienst toe aan de ambtenaar wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst, indien de verlaging tenminste 3% bedraagt van het salaris.
2.
De aflopende toelage onregelmatige dienst wordt uitsluitend toegekend, indien de ambtenaar de toelage onregelmatige dienst direct voorafgaande aan het tijdstip van de blijvende verlaging van de bezoldiging gedurende tenminste twee jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft genoten.
3.
De berekeningsbasis voor de aflopende toelage onregelmatige dienst is het bedrag waarop de ambtenaar over de twaalf kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld per maand aan toelage onregelmatige dienst aanspraak had, verminderd met het bedrag dat hij daarna in totaal per maand aanspraak heeft aan toelage onregelmatige dienst en aan verhogingen van het salaris, anders dan die wegens een algemene salarismaatregel.
4.
De uitkeringsperiode voor de aflopende toelage onregelmatige dienst is gelijk aan het naar boven op een maand afgeronde één vierde gedeelte van de tijd gedurende welke de ambtenaar direct voorafgaande aan het tijdstip van de blijvende verlaging van de bezoldiging zonder wezenlijke onderbreking de toelage onregelmatige dienst heeft genoten. De uitkeringsperiode is maximaal drie jaar.
5.
De hoogte van de aflopende toelage onregelmatige dienst wordt bepaald door de uitkeringsperiode in drie gelijke delen te splitsen, waarbij te beginnen met het eerste deel, afronding naar boven plaatsvindt op een hele maand, met dien verstande dat hierdoor de maximale uitkeringsperiode niet wordt overschreden. Gedurende deze drie deelperioden bedraagt de toelage achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de voor de desbetreffende maand van toepassing zijnde berekeningsbasis.
6.
Indien de blijvende verlaging van de bezoldiging intreedt op de eerste dag van een maand, vangt de toelage op die datum aan. Treedt deze verlaging in op een andere dag van de maand, dan gaat de toelage in op de eerste dag van de erop volgende maand. In het laatste geval wordt aan de ambtenaar over de maand waarin de blijvende verlaging van de bezoldiging intreedt, een aanvulling toegekend op het over die maand toegekende bedrag aan toelage onregelmatige dienst, tot het gemiddelde maandbedrag waarop hij hieraan over de twaalf maanden, voorafgaande aan de blijvende verlaging van de bezoldiging, aanspraak had.
7.
Op aanvraag van de ambtenaar kan de aflopende toelage worden uitbetaald als eenmalige uitkering.
8.
De hoogte van de eenmalige uitkering is gelijk aan het totale bedrag van de aflopende toelage onregelmatige dienst die de ambtenaar gedurende de uitkeringsperiode, bedoeld in het vierde lid, zou hebben ontvangen. Voor het vaststellen van de berekeningsbasis wordt geen rekening gehouden met verhogingen van het salaris.