Einde inhoudsopgave
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
Artikel 20 Toelage onregelmatige dienst
Geldend
Geldend vanaf 11-05-2005
- Bronpublicatie:
12-04-2005, Stb. 2005, 224 (uitgifte: 10-05-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-05-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-2005, Stb. 2005, 224 (uitgifte: 10-05-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
De commandant kent een toelage onregelmatige dienst toe aan de ambtenaar, die anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur.
2.
De toelage onregelmatige dienst bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:
- a.
20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00 uur;
- b.
40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 uur en 24.00 uur;
- c.
45% voor de uren op zaterdag;
- d.
70% voor de uren op zondag;
- e.
100% voor de uren op de feestdagen genoemd in artikel 31g, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris van salarisschaal 7.
3.
Voor de in het tweede lid, onder a, genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.
4.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid ontvangt de ambtenaar met ingang van de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt een vaste toelage onregelmatige dienst, mits hij op dat moment gedurende ten minste 5 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden aanspraak had op een toelage onregelmatige dienst.
5.
De vaste toelage onregelmatige dienst, bedoeld in het vierde lid, wordt vastgesteld op het bedrag dat de ambtenaar over de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt gemiddeld per maand aanspraak op een toelage onregelmatige dienst had en wordt aangepast aan een algemene salarismaatregel.