Het verzoekschrift is per post en per fax ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 29 juni 2012, derhalve binnen de in art. 292 lid 5 Fw genoemde cassatietermijn van acht dagen.
HR, 14-12-2012, nr. 12/03219
ECLI:NL:HR:2012:BY6143
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14-12-2012
- Zaaknummer
12/03219
- Conclusie
Mr. L. Timmerman
- LJN
BY6143
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BY6143, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑12‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BY6143
ECLI:NL:HR:2012:BY6143, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑12‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BY6143
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑06‑2012
- Vindplaatsen
Conclusie 14‑12‑2012
Mr. L. Timmerman
Partij(en)
12/03219
Mr. L. Timmerman
Parket: 27 september 2012
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
verzoeker tot cassatie
Kern: Het hof weigert verzoeker de toegang tot de schuldsaneringsregeling op de grond dat hij zijn psychische stoornis nog niet "onder controle" heeft en dientengevolge nog steeds arbeidsongeschikt is, waardoor onvoldoende aannemelijk zou zijn dat hij de schuldsaneringsverplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (art. 288 lid 1 sub c Fw). In cassatie wordt onder meer de vraag opgeworpen of 's hofs oordeel juist en begrijpelijk is gelet op de opzet en het doel van de regeling en - zo voeg ik zelf toe - HR 27 mei 2011, LJN BP8708, NJ 2011, 256, rov. 3.5.
- 1.1.
Op 10 januari 2012 heeft [verzoeker] bij de rechtbank 's-Gravenhage een verzoekschrift ingediend om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Volgens de (aan het hof overgelegde) verklaring ex art. 285 Fw is sprake van een totale schuldenlast van € 58.202,43. Het verzoek werd door de rechtbank op 8 maart 2012 afgewezen omdat onvoldoende aannemelijk was geworden dat [verzoeker] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (art. 288 lid 1 sub c Fw). De rechtbank baseerde dat oordeel op 1. het feit dat [verzoeker] sinds 2008 onder behandeling bij Parnassia is, medicatie gebruikt en de behandeling zodanig is dat hij niet in staat is om te werken en (2) het feit dat hij onvoldoende kennis heeft van de Nederlandse taal en nog moet beginnen aan een inburgeringscursus.
1.2.
In de hiertegen gerichte hoger beroepsprocedure heeft [verzoeker] aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het op grond van de lopende behandeling bij Parnassia, zijn arbeidsongeschiktheid en zijn taalachterstand onaannemelijk is dat hij zal kunnen voldoen aan de schuldsaneringsverplichtingen. [Verzoeker] heeft erop gewezen dat:
- (a)
in de verklaring ex art. 285 Fw vermeld staat dat hij de gemaakte afspraken goed nakomt en dat de kans op een succesvol verloop van de schuldsaneringsregeling groot is;
- (b)
uit de brief van Palier van 30 november 2011 blijkt dat [verzoeker] wilskracht toont, evenals berouw over en inzicht in de door hem in het verleden gemaakte onjuiste inschattingen;
- (c)
[verzoeker] in het verleden ondanks zijn taalachterstand in zijn eigen onderhoud heeft kunnen voorzien als ZZP'er, zoals uit voornoemde deze brief blijkt, en hij bovendien onlangs is opgeroepen voor een taalcursus waarvoor hij zichzelf had aangemeld.
- 1.3.
Bij arrest van 26 juni 2012 heeft ook het hof 's-Gravenhage geoordeeld dat, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, onvoldoende aannemelijk was geworden dat [verzoeker] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (rov. 5). Naar de kern genomen baseerde het hof dat oordeel op het ontbreken van een verklaring van een hulpverlener of een hulpverlenende instantie inhoudende dat de psychosociale problemen waaraan [verzoeker] leidt al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat [verzoeker] zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Daarbij putte het hof inspiratie uit paragraaf 5.4.3 van de "Landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling" (bijlage IV bij het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken) en sloeg het acht op het medisch advies van 21 mei 2012. Volgens het hof was ter zitting naar voren gekomen dat [verzoeker] recidiverende depressieve klachten heeft, dat nog niet duidelijk is hoe lang de behandeling gaat duren en dat hij soms ook nog voor zijn psychische klachten wordt opgenomen. Ter zitting was ook gebleken dat [verzoeker] zijn afspraken met Parnassia trouw nakomt en dat hij zijn medicatie tijdig inneemt, maar - zo begrijp ik het hof - dat neemt niet weg dat de behandeling nog niet tot arbeidsgeschiktheid heeft geleid (rov. 4). Het hof acht het risico te groot dat bij toelating in dit stadium de schuldsanering niet in een schone lei zal uitmonden, waarna ingevolge art. 288 lid 2 onder d Fw een nieuwe mogelijkheid voor toepassing van de regeling gedurende tien jaar uitgesloten zou zijn (rov. 5). Het hof heeft het vonnis van de rechtbank dan ook bekrachtigd. Hiervan is [verzoeker] tijdig in cassatie gekomen.1.
- 1.4.
In cassatie wordt in essentie geklaagd - althans, zo begrijp ik het middel - dat het oordeel van het hof niet strookt met de opzet en het doel van de schuldsaneringsregeling. Naar de kern genomen is er naar het oordeel van het hof geen ruimte in de schuldsaneringsregeling voor schuldenaren die arbeidsongeschikt zijn wegens een psychische aandoening, zoals [verzoeker] die blijkens de gedingstukken lijdt aan een depressie met ernstige psychotische kenmerken. Pas als er uitzicht is op genezing, althans als de psychische stoornis al enige tijd beheersbaar is - wat dat verder ook moge betekenen ingeval van een langdurige depressie -, is een dergelijke schuldenaar klaar voor de schuldsaneringsregeling. Het middel bestrijdt dat oordeel van het hof op juistheid en begrijpelijkheid.
- 1.5.
Het hof neemt mijns inziens terecht tot uitgangspunt dat een schuldenaar alleen dan kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, als hij daar klaar voor is. Een schuldenaar is niet gebaat bij "premature" toelating tot de regeling. De kans is immers groot dat een niet-"schuldsaneringsrijpe" schuldenaar voortijdig uit de regeling wordt gezet of dat hem aan het einde van de rit de schone lei wordt onthouden, waarna ingevolge art. 288 lid 2 sub d Fw gedurende tien jaar geen (nieuwe) toegang tot de regeling wordt verleend. Het is dan ook in het belang van de schuldenaar zelf om de aanvraag, of in elk geval de toelating uit te stellen tot het moment waarop aannemelijk is dat hij aan de uit regeling voortvloeiende verplichtingen zal kunnen voldoen. Of al dan niet aannemelijk is gemaakt dat een schuldenaar zal kunnen voldoen aan de betreffende verplichtingen, is een oordeel van feitelijke aard dat zich in cassatie slechts in beperkte mate laat toetsen. De rechter dient het oordeel mijns inziens wel zodanig te motiveren, dat de schuldenaar daaruit kan afleiden waarom hij op dat moment (nog) niet saneringsrijp is, zodat hij op basis daarvan kan bepalen welke stappen hij kan nemen teneinde de kans op toelating tot de schuldsaneringsregeling te vergroten.
- 1.6.
Het oordeel dat [verzoeker] nog niet klaar is voor de schuldsaneringsregeling, baseert het hof op het feit dat [verzoeker] lijdt aan een psychische stoornis ten gevolge waarvan hij arbeidsongeschikt is. Dat oordeel strookt naar mijn mening niet met HR 27 mei 2011, LJN BP8708, NJ 2011, 256. In rov. 3.5 van dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat een schuldenaar (nog) niet in staat is om te werken, niet betekent dat hij zich niet kan inspannen om te voldoen aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen als bedoeld in art. 288 lid 1 sub c Fw. Een arbeidsongeschikte schuldenaar kan voldoen aan de inspanningsverplichting door zich in te spannen om weer arbeidsgeschikt te worden, aldus de Hoge Raad.
- 1.7.
[Verzoeker] heeft zijn stelling dat hij in staat is om aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen als bedoeld in art. 288 lid 1 sub c Fw te voldoen, met de volgende stukken onderbouwd:
- -
de art. 285 Fw-verklaring, die vermeldt dat de afspraken door [verzoeker] goed worden nagekomen en dat de schuldhulpverlener de kans op basis van het gedrag van [verzoeker] groot acht dat hij het wettelijk traject zal doorlopen. "Goed" en "groot" zijn de maximaal haalbare "scores" in de betreffende verklaring;
- -
de aan het hof overgelegde verklaringen van de hulpverleners van Parlier en PsyQ, waarin [verzoeker] wordt aanbevolen voor toelating tot de schuldsaneringsregeling.
- 1.8.
Het enkele feit dat [verzoeker] blijkens de medische verklaring van 21 mei 2012 nog niet van zijn psychische stoornis verlost is en dat hij medicatie gebruikt met een fors effect op zijn reactievermogen, brengt nog niet met zich - althans niet zonder nadere toelichting - dat [verzoeker] niet aan de met de schuldsaneringsregeling samenhangende verplichtingen kan voldoen. Volledigheidshalve merk ik op dat het voorgaande niet impliceert dat [verzoeker] klaar is voor de schuldsaneringsregeling - dat oordeel is voorbehouden aan de feitenrechter -, maar enkel dat het oordeel van het hof onjuist, althans onvoldoende gemotiveerd is in het licht van de voormelde uitspraak van de Hoge Raad en de voornoemde verklaringen.
- 1.9.
Voor zover het cassatieverzoekschrift nog andere klachten bevat, behoeven die gelet op het voorgaande geen bespreking meer.
- 1.10.
Ik concludeer tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑12‑2012
Het verzoekschrift is per post en per fax ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 29 juni 2012, derhalve binnen de in art. 292 lid 5 Fw genoemde cassatietermijn van acht dagen.
Uitspraak 14‑12‑2012
Inhoudsindicatie
WSNP. Afwijzing toelatingsverzoek. Psychische toestand, ontbreken verklaring hulpverlener. § 5.4.3 Landelijk uniforme beoordelingscriteria schuldsaneringsregeling.
Partij(en)
14 december 2012
Eerste Kamer
12/03219
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
het vonnis in de zaak 410917/FT RK 12.91 van de rechtbank ´s-Gravenhage van 8 maart 2012,
- b.
het arrest in de zaak 200.103.729/01 van het gerechtshof te ´s-Gravenhage van 26 juni 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
- (i)
[Verzoeker] heeft bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
- (ii)
Volgens de verklaring ex art. 285 Fw heeft [verzoeker] een totale schuldenlast van € 58.202,43.
- (iii)
[Verzoeker] is geruime tijd onder behandeling voor een psychische stoornis op grond waarvan hij arbeidsongeschikt is.
3.2
De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] om toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het heeft daarbij gewezen op het ontbreken van een verklaring van een hulpverlener of een hulpverlenende instantie inhoudende dat de psychosociale problemen waaraan [verzoeker] lijdt al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat [verzoeker] zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat paragraaf 5.4.3 van de "Landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling" (een bijlage bij het Proces-reglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken) een zodanige verklaring eist en heeft acht geslagen op een overgelegd medisch advies van 21 mei 2012. Volgens het hof is ook anderszins onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] op dit moment in staat is om zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen over een langere termijn naar behoren na te komen en dat hij zich blijvend zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (rov. 5).
3.3
Het middel wijst op de voor het hof overgelegde verklaring van Palier, een organisatie die [verzoeker] intensief begeleidt teneinde diens woon- en leefsituatie te stabiliseren. In die verklaring staat onder meer dat [verzoeker] goed is ingesteld op medicatie en trouw is aan zijn behandeling en begeleiding, dat [verzoeker] zich inspant om het beste uit zijn behandeling te halen, dat de schulden zorgen voor enorm veel druk en een belemmering vormen voor verdere begeleiding en behandeling, dat [verzoeker] zich de afgelopen vier jaren goed heeft ingezet om te voldoen aan de strenge eisen van de WSNP, dat [verzoeker] sinds 2009 onder beschermingsbewind staat, geen nieuwe schulden heeft gemaakt en zich heeft gehouden aan alle afspraken, dat hij probeert te leven van € 50,-- per week zodat er meer overblijft voor de schuldeisers, en dat hij ondanks zijn arbeidsongeschiktheid pogingen heeft ondernomen om aan een betaalde baan te komen. Het middel klaagt onder meer dat het hof tegen de achtergrond van deze verklaring zijn beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd.
3.4
Het middel faalt. Het oordeel van het hof is gebaseerd op zijn vaststelling van de psychische toestand van [verzoeker] en van het ontbreken van een verklaring van een hulpverlener als bedoeld in paragraaf 5.4.3 van de "Landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling", als nader omschreven in rov. 5 van zijn arrest. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat toelating tot de schuldsaneringsregeling in dit stadium het reële risico inhoudt dat de regeling voortijdig dan wel zonder schone lei beëindigd dient te worden, waarna - gelet op het bepaalde in art. 288 lid 2, aanhef en onder d, Fw - een nieuwe mogelijkheid voor toepassing van de regeling voor een periode van tien jaar uitgesloten is. Deze vaststellingen zijn van feitelijke aard en kunnen zijn oordeel dragen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 14 december 2012.
Beroepschrift 26‑06‑2012
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
VERZOEKSCHRIFT IN CASSATIE TEGEN HET ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 'S‑GRAVENHAGE d.d. 26 juni 2012 in de zaak met zaaknummer 200.103.729/01.
Geeft eerbiedig te kennen:
[verzoeker], (hierna te noemen : ‘verzoeker’, of ‘betrokkene’) wonende te [postcode] [woonplaats], te dezer zake domicilie kiezende te Wassenaar aan de Langstraat 58b (2242 KN) (Postbus 453, 2240 AL), ten kantore van de advocaat bij Uw Raad mr P.J.Ph. Dietz de Loos, die als zodanig voor verzoeker optreedt en namens hem dit verzoekschrift ondertekent;
Dat verzoeker hierbij beroep in cassatie instelt tegen het arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage in de zaak in hoger beroep met zaaknummer 200.103.729/01 d.d. 26 juni 2012, (Prod. 1) waar bij het hof bekrachtigd heeft het vonnis van de rechtbank te 's‑Gravenhage van 8 maart 2012 met rekestnummer 41091/FT-RK 12.91, waarbij het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.
Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 19 juni 2012. Bij die behandeling is verzoeker bijgestaan door zijn voormalig advocaat mr M.P. de Klerk, [bewindvoerder], beschermingsbewindvoerder en G. Bulut van Palier, verschenen.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling ten overstaan van het hof te 's‑Gravenhage, welke plaats heeft gevonden op 19 juni 2012, bevindt zich nog niet onder de stukken en is bij het hof opgevraagd om zo spoedig mogelijk aan uw Hoge Raad door te zenden.
Dat verzoeker tegen voormeld arrest van het hof te 's‑Gravenhage in de hoger beroep zaak d.d. 26 juni 2012 aanvoert de volgende middelen van cassatie:
Schending van het recht en/of verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen omdat het hof heeft overwogen en op grond daarvan heeft beschikt als in voormelde uitspraak is omschreven, zulks ten onrechte om de navolgende redenen:
FEITEN
Verzoeker is een man met een recidiverende depressie met ernstige psychotische kenmerken, hetgeen blijkt uit onderstaande deskundigen-verklaringen , welke stukken zich bevinden in het proces-dossier :
- A.
Onderstaande tekst is een weergave van de tekst van Dhr Gulsah BULUT, consulent Materieel & Juridische Dienstverlening, Palier, forensiche & intensieve zorg, d.d. 15 maart 2012 (Prod 2).
Citaat:
- ‘1.
Vanaf begin 2008 is betrokkene in behandeling in verband met recidiverende depressie met ernstige psychotische kenmerken. Betrokkene is sinds oktober 2008 onder begeleiding bij Palier afdeling MJD in verband met een problematische schuldsituatie. Sindsdien krijgt betrokkene zowel van Parnassia Bavo Groep als van Palier (onderdeel van Parnassia Bavo Groep), intensieve begeleiding om de woon- en leefsituatie van betrokkene te stabiliseren. Betrokkene is goed ingesteld op medicatie en is trouw aan zijn behandeling/ begeleiding. Tevens doet betrokkene zijn best om het beste uit zijn behandeling te halen, zodat hij gezond in de maatschappij kan functioneren. De schulden van betrokkene zorgen voor enorm veel druk en vormt een belemmering voor de verdere begeleiding/behandeling. Daarom zet betrokkene zich in om te voldoen aan de strenge eisen van de WSNP en naar mijn inziens van heeft betrokkene zich de afgelopen 4 jaar goed ingezet om te kunnen voldoen aan de eisen van de WSNP. Volledigheidshalve ontvangt u de rapportage van PsyQ (onderdeel van Parnassia Bavo Groep) en de rapportage van ondergetekenden als bijlage.
- 2.
Sinds januari 2009 heeft betrokkene een bewindvoerder vanuit Beschermingsbewindkantoor Nederland en zijn bewindvoerder is de heer [bewindvoerder]. Sindsdien heeft betrokkene geen nieuwe schulden gemaakt en zich gehouden aan alle gemaakte afspraken om een eventuele schuldsanering te kunnen realiseren. Tevens heeft betrokkene zo veel mogelijk gespaard om zijn schulden mee te kunnen betalen. Betrokkene vraagt van zijn bewindvoerder niet om overbodige extra geld en probeert te leven van 50 Euro per week, zodat er meer overblijft voor de schuldeisers.
- 3.
Betrokkene heeft zich tot 2 keer toe aangemeld bij [naam 1] van de Gemeentelijke Sociale Dienst voor een reintegratietraject. Normaliter wordt dit verplicht gesteld aan alle bijstandsgerechtigden. Echter is betrokkene vrijgesteld voor de sollicitatieplichten en heeft toch geprobeerd om aan een betaalde baan te komen. Gezien zijn medicatie mocht betrokkene geen traject aan gaan en is wederom vrijgesteld voor sollicitatieplicht.
- 4.
Tijdens de zitting van 8 maart heeft de rechter gevraagd wat betrokkene eraan doet om de taal te leren, hetgeen zijn mogelijkheden op de arbeidsmarkt vergroot. Nadat betrokkene van [naam 1] heeft vernomen dat hij geen traject mag aangaan, heeft hij zich ZELF aangemeld bij het Haags Taalplein voor de inburgeringscursus. Betrokkene is niet verplicht van de sociale dienst om een inburgeringscursus te volgen. Dit is een duidelijk teken van motivatie. Tijdens de zitting kon betrokkene schriftelijk bewijzen dat hij is aangemeld en een afspraak heeft verkregen. Echter was de rechter niet bereid om het bewijsstuk aan te nemen en gaf aan te geloven in hetgeen wat betrokkene vertelde.
- 5.
Betrokkene heeft ook bij zijn vrienden/kennissen gevraagd om een betaalde baan. Omdat de vrienden/kennissen weten wat de geestelijke toestand van betrokkene is, is het niet gelukt om via zijn netwerk een betaalde baan te krijgen.
- 6.
Betrokkene is bereid om een medische keuring onder te gaan van GGD, zodat er gekeken kan worden of betrokkene arbeidsgeschikt is. Indien bovenstaande argumenten niet voldoende zijn om toegelaten te worden tot de WSNP, is dit de laatste mogelijkheid om te kunnen aantonen dat betrokkene niet kan werken gezien zijn behandeling en medicatie. De bewindvoerder heeft voldoende budget om de kosten van de keuring te betalen. Tevens zal de bewindvoerder de sociale dienst ambtenaar verzoeken om een aanmelding te doen bij GGD voor een medische keuring.
- 7.
Tevens zou ik de vraag bij de rechtbank terug willen leggen van wat betrokkene nog meer moet doen om te kunnen voldoen aan de eisen van de WSNP. Het wettelijke traject is juist bedoeld voor burgers die geen ander uitweg meer hebben en niet levenslang met schulden willen leven. Een schone lei is dan een omkeer punt in het leven. Indien betrokkene zich na toelating zich niet aan de afspraken houdt, kan hij de komende 10 jaar geen beroep meer doen op een schuldsaneringstraject. Hier heeft betrokkene zich zelf ermee en heeft de kans gekregen om een start te maken.
Indien u vragen bezit, kunt u contact opnemen met ondergetekende. Voor inhoudelijke vragen omtrent zijn financiën/spaargeld/boedelrekening, wil ik u vragen om de bewindvoerder te benaderen.
Met vriendelijke groet,
Gulsah Bulut
Consulent Materieel & Juridische Dienstverlening.’
Einde citaat.
- B.
Onder de overgelegde processtukken bevindt zich tevens een Sociaal Medisch Advies door Dhr R. Ladi, Bedrijfsarts, GGD Den Haag, afdeling SMZ (Prod. 3):
Citaat:
‘Algemeen:
Betreft een 36-jarige Turkse heer. Hij is alleenstaand, gescheiden en hij heeft 2 kinderen. Hij spreekt slecht Nederlands. Hij is op consult samen met zijn vriendin. Hij heeft een WWB-uitkering maar hij heeft een ontzegging voor zijn sollicitatieplicht i.v.m. zijn medische situatie. Cliënt is ook bekend met financiële schulden en wil in aanmerking komen voor de WSNP.
Medisch:
Cliënt is sinds 2007 bekend met psychiatrische klachten. Hij is in 2008 langdurig opgenomen Geweest in een psychiatrische instelling (9 mnd). Echter ook daarna blijft zijn psychische toestand slecht. Hij is sinds kort in behandeling bij i-Psyq. Hier zal hij een intensief traject gaan volgen, mogelijk wederom een opname. De huidige behandelaars hebben zijn medicatie gewijzigd. Hij heeft nu 4 verschillende psychofarmaca in een aanzienlijk hoge dosering. Deze medicatie heeft een fors effect op zijn reactievermogen. Op consult zie ik een afwezige man, lijkt gedrogeerd, geeft af en toe antwoord, er is geen oogcontact.
Zijn beperkingen:
Hij is volledig beperkt in zijn persoonlijk en sociaal functioneren (slechte opnamecapaciteit en informatieverwerking, concentratiestoornissen, geheugenstoornissen, suf en duf).
Er is medische informatie (afsprakenkaarten en behandelbeleid) ingezien.
Conclusie:
Op grond van mijn bevindingen acht ik cliënt niet belastbaar met arbeid.
Herbeoordeling: 1 jaar.’
Einde citaat.
Was getekend door Dhr L. Ladi, bedrijfsarts, GGD Den Haag, afdeling SMZ.
- C.
Weergave brief G.M. Bakhuizen, sociaal psychiatrisch verpleegkundige, zorgbedrijf PsyQ, d.d. 25 oktober 2011 (Prod 4).
Citaat:
‘In onze zorgprogramma wordt vanaf 2008 bovengenoemde patiënt ([verzoeker], toevoeging advocaat) behandeld in verband met een recidiverende depressie met ernstige psychotische kenmerken.
Na een viertal klinische opnamen en de laatste poliklinische behandeling, die duurt vanaf aug. 2008 tot aan nu, waarin patiënt wordt/werd behandeld met verschillende medicaties zonder veel resultaat, is er nog steeds sprake van een forse depressie met psychotische kenmerken. Er is sprake van ernstige sociale isolatie en financieel maatschappelijke problemen, die samenhangen met vermijding paranoide wanen. Er is desinteresse gerelateerd aan zijn stoornis. Outreachende zorg wordt nu gestart om patiënt ook in zijn thuissituatie te begeleiden naast de bestaande hulp voor zijn financieel maatschappelijke problemen, die al geruime tijd deze hulp biedt aan pt..
Patiënt is niet in staat om zelfstandig deze problemen op te lossen en een toekenning van de WSNP zou perspectief bieden om op voor een deel de draaglast voor pt te verlichten.’
Einde citaat.
Cassatiemiddel 1.
Schending van het recht en/of verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen omdat het hof onder 5 van het arrest waartegen onderhavig cassatieverzoek zich richt heeft overwogen en op grond daarvan heeft beschikt als in voormelde uitspraak is omschreven: ‘Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de inboedel te verwerven. Zoals blijkt uit de parlementaire geschiedenis bij de wijziging van de Fallissementswet per 1 januari 2008 is uitgangspunt geweest dat toelating tot de schuldsaneringsregeling is voorbehouden aan schuldenaren die er klaar voor zijn om de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen na te komen. In dat kader wijst het hof ook op de ‘Landelijke uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling’ (bijlage IV bij het Procesregelement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken ), waarin sinds 1 april 2009 de voorheen geldende Recofa-richtlijnen met betrekking tot de toelating van schuldenaren met een verslaving en psychosociale problemen zijn opgenomen. Daarin is het volgende bepaald:
‘5.4.3.
Toelating tot de schuldsaneringsregeling ingeval van psychosociale problematiek
Een verzoeker met psychosociale problemen wordt in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.’
De hiervoor omschreven verklaring van een hulpverlener ontbreekt evenwel, terwijl ter zitting is gebleken dat [verzoeker] nog steeds psychische klachten heeft en niet duidelijk is hoe lang zijn behandeling gaat duren.
zulks ten onrechte om de navolgende redenen:
- a.
Ten onrechte heeft het hof overwogen en geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven, immers uit de brief van G. Bulut, namens Palier, sub 2, hierboven geciteerd, blijkt dat verzoeker probeert te leven van 50 Euro per week, om het restant van zijn WWB-uitkering ter beschikking te stellen van de boedel.
- b.
Door zich aldus in te spannen, en letterlijk zelf ‘op een houtje te gaan bijten’ blijkt van een enorme inspanning van verzoeker baten voor de boedel te verwerven, zodat tevens aannemelijk moet worden geacht dat verzoeker aldus zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zal nakomen.
- c.
Het oordeel van het hof, als hierboven onder a. weergegeven kan gezien het voorgaande niet steunen op een logische en/of dragende motivering, temeer nu de ene schuldenaar andere mogelijkheden heeft in vergelijking met een andere schuldenaar, en de ene schuldenaar wel en de andere schuldenaar niet voor toepassing van de WSNP in aanmerking komt. Uit de motivering van het hof blijkt niet welke maatstaf het hof heeft aangelegd om te komen tot het oordeel dat, ondanks het feit dat verzoeker probeert te leven van 50 Euro per week, dan niet zou blijken dat onvoldoende aannemelijk is dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Nergens uit de overwegingen van het hof blijkt van beoordelingscriteria, van ijkpunten.
- d.
Voorzover het ijkpunt door het hof gelegen is in de parlementaire geschiedenis bij de wijziging van de Faillissementswet per 1 januari 2008 ‘dat toelating tot de schuldsaneringsregeling is voorbehouden aan schuldenaren die er klaar voor zijn om de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen na te komen’, met het oordeel dat verzoeker er gezien zijn psychosociale problematiek, ‘niet klaar voor zou zijn’, dient deze overweging evenzeer te falen, immers de opzet en doel van de schuldsaneringsregeling is enerzijds natuurlijke personen die buiten hun schuld in een uitzichtloze schuldenproblematiek zijn geraakt, een uitweg te bieden, terwijl anderzijds het uitgangspunt bij de Parlementaire geschiedenis bij de wijziging van de Faillissementswet per 1 januari 2008 zich duidelijk richt op schuldenaren ‘die er voor klaar zijn’, hetgeen impliceert dat gedoeld wordt op de situatie dat de schuldenaar het binnen zijn macht heeft om uit de psychosociale problematiek te geraken.
- e.
In casu is sprake van verzoeker, schuldenaar, die het kennelijk niet in zijn macht heeft om uit de psychosociale problematiek te komen, doordat hij zodanig lijdende is aan psychosociale ziekten en/of gebreken, dat hij buiten zijn wil en of verantwoordelijkheid in de problematische schuldensituatie is geraakt, waardoor het kader, als neergelegd blijkens de parlementaire geschiedenis bij de wijziging van de Faillissementswet per 1 januari 2008, niet op hem van toepassing is.
- f.
Door toch dit ijkpunt bij de wijziging als blijkt uit de parlementaire geschiedenis als vorenbedoeld op verzoeker 's aanvraag toe te passen, heeft het hof de strekking en de bedoeling van de wetgever terzake miskend en ten onrechte op verzoeker toegepast.
- g.
Ook de motivering waarbij het hof verwijst naar de ‘Landelijke uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling’ (bijlage IV bij het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken), dient verworpen te worden, immers uit het schrijven van G. Bulut, Palier volgt dat aannemelijk is dat de problemen van verzoeker al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een sociaal vangnet aanwezig is, terwijl dat er een schriftelijke bevestiging aanwezig is en de psychosociale problemen beheersbaar zijn, dit in tegenstelling tot de stelling van het hof dat deze verklaring ontbreekt. (immers de verklaring van G. Bulut, Palier d.d. 15 maart 2012 voldoet aan de gestelde vereisten en is overgelegd als gedingstuk, voorts was G.Bulut ter zitting van het hof aanwezig, terwijl deze laatste mondeling ter zitting ten overstaan van het hof verklaard heeft dat het beschermingsbewind doorlopen zal worden tijdens een eventueel WSNP traject, en dat hij, G. Bulut, er op zal toezien dat aan de verplichtingen wordt voldaan.) Desondanks heeft het hof overwogen dat een verklaring van een hulpverlener ontbreekt, waardoor niet vaststaat dat de WSNP met succes zal worden afgerond. Het hof heeft de verklaringen van de hulpverlener ook ten onrechte niet eens weergegeven in het arrest waarvan cassatie. Dat er een vangnet is en dat voldoende op verzoeker en de uitvoering van de WSNP toegezien wordt, volgt uit de verklaring van G. Bulut, Palier, alsook uit de verklaring van Psyq d.d. 25 oktober 2011, (eveneens processtuk), alsook Dhr R.Ladi, bedrijfsarts GGD Den Haag, afdeling SMZ (eveneens processtuk).
- h.
Uit de gemelde stukken, alsook de vaststelling dat verzoeker een WWB-uitkering ontvangt, blijkt dat betrokkene buiten zijn toedoen of mogelijkheden in een psychosociale problematiek bevindt, waar het bedoelde uitgangspunt als vermeld in de parlementaire geschiedenis bij de wijziging van de Faillissementswet per 1 januari 2008 niet op doelt, en daarnaast beschikt over financiële middelen, met de wil en inspanning zoveel mogelijk aan de boedel af te dragen, daarbij slechts te leven van Euro 50 per week, beschikkende over een voldoende psycho-sociaal vangnet, waardoor de psychosociale problemen beheersbaar zijn, hetgeen bevestigd wordt door de brieven van G. Bulut, Dhr R. Ladi, bedrijfsarts GGd en G.M. Bakhuizen, Sociaal psychiatrisch verpleegkundige.
- i.
Opzet en doel van de WSNP is natuurlijke personen die buiten hun schuld in een uitzichtloze financiële situatie zijn geraakt, een uitweg te bieden.
- j.
Vast staat dat het hof verzoeker geen verwijt maakt dat hij schuld heeft aan het geraken in een uitzichtloze financiële situatie, zodat rechtens vast staat dat verzoeker buiten zijn schuld in een uitzichtloze financiële situatie is geraakt.
- k.
Het ontzeggen aan verzoeker van de toegang tot de schuldsaneringsregeling , terwijl vast staat dat verzoeker buiten zijn toedoen of schuld lijdt aan psycho-sociale klachten, welke bestaan uit een kennelijk ‘recidiverende depressie met ernstige psychotische kenmerken’(zie verklaring PsyQ d.d. 25 oktober 2011) en bevestigd door G. Bulut, Palier, is in strijd met de opzet en bedoeling van de WSNP, nu de wetgever deze wettelijke regeling in het leven heeft geroepen teneinde personen die buiten hun schuld in een uitzichtloze financiële situatie zijn geraakt, een uitweg te bieden: derhalve heeft het hof deze opdracht van de wetgever ten onrechte veronachtzaamd, temeer nu uit de verklaringen als hierboven geciteerd tevens blijkt van een medisch/ psychische aanbeveling verzoeker toe te laten tot de WSNP nu dit een positief althans genezend althans stabiliserende functie zal hebben op verzoekers ziekte/ aandoening.
- l.
Op basis van het voorgaande kan de overweging van het hof onder 6 , slot van het arrest waarvan cassatie evenmin standhouden, waarbij het hof overweegt en beslist ‘Ook anderszins is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] op dit moment al in staat is zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen over een langere termijn naar behoren na te komen en dat hij zich blijvend zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.’, immers er is een uitkering, terwijl vast staat dat verzoeker aangegeven heeft dat hij per week van maximaal Euro 50 wil leven, en het restant wil afdragen aan de boedel.
Redenen waarom
Verzoeker zich wendt tot Uw Raad met het eerbiedig verzoek het arrest van het gerechtshof te 's‑Gravenhage dd. 26 juni 2012, in de zaak met zaaknummer 200.103.729/01, waartegen bovenstaande middelen van cassatie zijn gericht, te vernietigen, alles met zodanige verdere uitspraak als naar oordeel van Uw Raad behoort te worden gegeven.
Wassenaar, 29 juni 2012.
Mr.P.J.Ph. Dietz de Loos.
Advocaat bij de Hoge Raad