In cassatie wordt evenmin geklaagd over het oordeel van de Rechtbank dat het ongecontroleerd bezit van de auto in strijd is met de wet en het algemeen belang, hoewel aan de juistheid van dat oordeel gezien HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9638 wel zou kunnen worden getwijfeld.
HR, 11-11-2014, nr. 13/06315
ECLI:NL:HR:2014:3154
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-11-2014
- Zaaknummer
13/06315
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3154, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑11‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1974, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1974, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑09‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3154, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0436
Uitspraak 11‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Onttrekking aan het verkeer, geldelijke tegemoetkoming. Art. 33c.2 Sr. Gelet op hetgeen door de raadsvrouwe van de belanghebbende is aangevoerd, diende de Rb. te motiveren waarom zij de o.a.h.v. van de in beslag genomen auto heeft uitgesproken zonder toepassing te geven aan art. 33c.2 Sr. In zoverre is de bestreden beschikking niet toereikend gemotiveerd.
Partij(en)
11 november 2014
Strafkamer
nr. 13/06315 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 10 september 2013, nummer RK 13/2542, gegeven op een vordering als bedoeld in art. 552f Sv, in de zaak van:
[belanghebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft mr. E.I. Robert, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank heeft verzuimd te beslissen op een namens de belanghebbende gedaan verzoek om in geval van onttrekking aan het verkeer een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen.
2.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de behandeling door de raadkamer heeft de raadsvrouwe van de belanghebbende aldaar - voor zover in cassatie van belang - de Rechtbank verzocht de vordering van de Officier van Justitie tot onttrekking aan het verkeer van de onder de belanghebbende in beslag genomen auto af te wijzen en heeft zij voorts het volgende aangevoerd:
"Subsidiair verzoek ik u een geldelijke tegemoetkoming aan cliënt toe te kennen in verband met de aankoop van de auto en het feit dat hij een WAJONG-uitkering heeft. De waarde van de auto is getaxeerd op € 13.000,- en mijn cliënt heeft er € 8.000,- voor betaald."
2.2.2.
De Rechtbank, die voormelde auto onttrokken aan het verkeer heeft verklaard, heeft geen geldelijke tegemoetkoming toegekend.
2.3.
Art. 33c, tweede lid, Sr, dat ingevolge art. 36b, tweede lid, Sr van overeenkomstige toepassing is bij de onttrekking aan het verkeer, luidt:
"De rechter kent (...) een geldelijke tegemoetkoming toe wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de verdachte, of een ander aan wie de verbeurd verklaarde voorwerpen toebehoren, onevenredig zou worden getroffen."
2.4.
Gelet op hetgeen door de raadsvrouwe van de belanghebbende is aangevoerd als hiervoor onder 2.2.1 weergegeven, diende de Rechtbank te motiveren waarom zij de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen auto heeft uitgesproken zonder toepassing te geven aan art. 33c, tweede lid, Sr. In zoverre is de bestreden beschikking niet toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Den Haag, opdat de zaak op de bestaande vordering opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2014.
Conclusie 09‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Onttrekking aan het verkeer, geldelijke tegemoetkoming. Art. 33c.2 Sr. Gelet op hetgeen door de raadsvrouwe van de belanghebbende is aangevoerd, diende de Rb. te motiveren waarom zij de o.a.h.v. van de in beslag genomen auto heeft uitgesproken zonder toepassing te geven aan art. 33c.2 Sr. In zoverre is de bestreden beschikking niet toereikend gemotiveerd.
Nr. 13/06315 Zitting: 9 september 2014 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [belanghebbende] |
1. De Rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 10 september 2013 op vordering van het openbaar ministerie een personenauto onttrokken aan het verkeer.
2. Tegen deze beschikking is namens klager cassatieberoep ingesteld.
3. Namens klager heeft mr. E.I. Robert, advocaat te Utrecht, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel
4.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd dat is voldaan aan het in art. 36d Sr gestelde vereiste van “het kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel de belemmering van de opsporing daarvan”.
4.2.
De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Beoordeling van de vordering
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van de vordering.
Vast staat dat bedoelde personenauto op 30 november 2012 onder [belanghebbende] in beslag is genomen.
De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek van politie blijkt dat het aangetroffen VIN-nummer niet behoort bij deze auto en de auto dus is omgekat.
Het ongecontroleerde bezit van de personenauto met valse VIN-nummers is in strijd met de wet en het algemeen belang (zie: HR NJ 2003, 595). De vordering van de officier van justitie is derhalve op de wet gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 personenauto, Mercedes met kenteken [AA-00-BB].”
4.3.
De klacht dat het oordeel van de Rechtbank dat de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen auto haar grondslag vindt in art. 36d Sr ontoereikend is gemotiveerd, lijkt terecht te zijn voorgesteld. Ik meen echter dat de Rechtbank hier bij kennelijke vergissing heeft verwezen naar art. 36d Sr in plaats van art. 36c Sr. Op grond van art. 36c onder 2° Sr zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan. De Rechtbank heeft vastgesteld, en in cassatie is niet bestreden1., dat met betrekking tot de inbeslaggenomen personenauto het in art. 219 Sr omschreven strafbare feit is begaan.2.Onttrekking aan het verkeer van deze personenauto is op grond van art. 36c Sr dus mogelijk.
4.4.
Het voorgaande brengt mee dat de beschikking van de Rechtbank zich leent voor verbeterde lezing en dat door die lezing aan het middel de feitelijke grondslag is komen te ontvallen.
4.5.
Het middel faalt.
5. Het tweede middel
5.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank niet nader heeft gemotiveerd waarom aan klager geen geldelijke tegemoetkoming is toegekend voor de personenauto die de Rechtbank heeft onttrokken aan het verkeer.
5.2.
Namens klager is ter zitting in raadkamer verzocht om aan klager een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen in verband met de aankoop van de auto en het feit dat klager een WAJONG-uitkering heeft. Ten aanzien van de waarde van de auto is aangevoerd dat de auto getaxeerd is op een bedrag van € 13.000,- en dat klager € 8.000,- voor de auto heeft betaald.
5.3.
5.4.
5.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
6. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het tweede middel slaagt.
7. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑09‑2014
Vgl. HR 12 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7636, NJ 2003/595.
Vgl. HR 2 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1365, NJ 1999/329; HR 27 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9338, NJ 1993/586.