ABRvS, 16-11-2022, nr. 202205521/1/V3
ECLI:NL:RVS:2022:3290
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
16-11-2022
- Zaaknummer
202205521/1/V3
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2022:3290, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16‑11‑2022; (Hoger beroep)
Uitspraak 16‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 26 augustus 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld.
202205521/1/V3.
Datum uitspraak: 16 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 13 september 2022 in zaak nr. NL22.16797 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 13 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A. Dorsman, advocaat te Rotterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1. De rechtbank heeft namelijk terecht en op goede gronden overwogen dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie volgt dat een vreemdeling alleen in een niet gespecialiseerde inrichting geplaatst kan worden als de bijzondere omstandigheden van het geval dat rechtvaardigen (zie bijvoorbeeld het arrest W.M. van het Hof van 2 juli 2020, ECLI:EU:C:2020:511). In haar uitspraak van 13 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1813, heeft de Afdeling geoordeeld dat tijdelijke plaatsing in een politiecel mag om het vervoer naar en de plaatsing in een gespecialiseerde inrichting te regelen. In die zaak is dat binnen 24 uur gelukt. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij daar in deze zaak meerdere dagen voor nodig had. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de gestelde onmogelijkheid om de vreemdeling in het weekend naar een gespecialiseerde inrichting over te brengen geen bijzondere omstandigheid is die meerdaagse detentie in een politiecel kan rechtvaardigen.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Steendijk
voorzitter
w.g. Vonk
griffier
345-982