NJ 2011/425
Beklagzaak. Vordering uitlevering stukken en nemo-teneturbeginsel.
HR 21-12-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0666, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 december 2010
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos
- Zaaknummer
08/04281 B
- Conclusie
A-G Vegter
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
BL0666
- JCDI
JCDI:ADS161332:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
Milieurecht / Algemeen
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Omgevingsrecht / Milieu
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BL0666, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑12‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BL0666, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑01‑2009
- Wetingang
Essentie
OM-cassatie. Beklag ex art. 552a Sv gegrond verklaard omdat klaagster niet aan de vordering tot uitlevering ter inbeslagneming van stukken ex art. 18 Wet op de economische delicten jo. art. 17:1 en 17:2 Wet milieubeheer behoefde te voldoen wegens strijd met het in art. 6 EVRM vervatte nemo tenetur-beginsel. HR herhaalt het uitgangspunt van HR NJ 1998/173. Het oordeel van de Rb dat klaagster niet aan de vordering behoefde te voldoen nu de documenten door klaagster zijn vervaardigd en het bestaan van die documenten van haar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.