Einde inhoudsopgave
Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 01-06-1974
- Bronpublicatie:
23-06-1972, Stb. 1972, 416 (uitgifte: 10-08-1972, kamerstukken: 9427 )
- Inwerkingtreding
01-06-1974
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-1974, Stb. 1974, 144 (uitgifte: 01-01-1974, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Het bedrag van de in artikel 24, vierde lid, bedoelde vergoeding wordt door de rechter vastgesteld op verzoek van de belanghebbende of van Onze Minister. Het geding wordt door de verzoeker aanhangig gemaakt bij een in drievoud ingediend verzoekschrift, waarin naam en adres van de belanghebbende vermeld is, alsmede het bedrag van de vergoeding, waarvan vaststelling wordt verlangd.
2.
De rechter bepaalt de dag waarop de zaak ter rolle zal worden uitgeroepen. Bedoelde dag zal niet later mogen worden gesteld dan zes weken na die, waarop het verzoekschrift ter griffie is ontvangen.
3.
De griffier geeft bij aangetekende brief van deze dagbepaling kennis aan de verzoeker en de andere partij. Tussen de dag, waarop deze kennisgeving is verzonden en de in het tweede lid bedoelde dag moeten tenminste vier weken verlopen. Bij de kennisgeving aan de andere partij wordt een afschrift van het verzoekschrift gevoegd.
4.
De in het derde lid bedoelde kennisgeving heeft ten opzichte van partijen de kracht van een dagvaarding.
5.
Tegen het vonnis is uitsluitend beroep in cassatie toegelaten.
6.
De bepalingen van burgerlijke rechtsvordering van het land waar de rechter is gevestigd zijn op het geding van toepassing voor zover daarvan bij deze Rijkswet niet is afgeweken.