Hof Arnhem-Leeuwarden, 18-12-2017, nr. 200.211.163
ECLI:NL:GHARL:2017:11133
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
18-12-2017
- Zaaknummer
200.211.163
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:11133, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑12‑2017; (Hoger beroep)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHARL:2017:10458
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:449
ECLI:NL:GHARL:2017:10458, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 30‑10‑2017; (Tussenbeschikking)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHARL:2017:11133
- Vindplaatsen
AR 2017/6754
AR-Updates.nl 2018-0028
PR-Updates.nl PR-2018-0002
VAAN-AR-Updates.nl 2018-0028
AR 2017/6312
JAR 2018/33 met annotatie van mr. J. Dop
AR-Updates.nl 2017-1434
VAAN-AR-Updates.nl 2017-1434
Uitspraak 18‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Wwz Transitievergoeding. Vervolg op tussenbeschikking hof Arnhem-Leeuwarden 30 oktober 2017, ECLI:NL: GHARL:2017:10458 De in de Cao van ING opgenomen premievrije opbouw van het pensioen bij arbeidsongeschiktheid is niet een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in artikel 7:673b lid 1 BW.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.211.163
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen 5459824)
beschikking van 18 december 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] , gemeente Aa en Hunze,verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: [verzoekster] ,
advocaat: mr. J.F.H. Terpstra,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ING Bank Personeel B.V., gevestigd te Amsterdam, verweerster in hoger beroep, in eerste aanleg: verweerster, hierna: ING,
advocaat: mr. S. Wehl.
1. 1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Het hof neemt de inhoud van de tussenbeschikking van 30 oktober 2017 (hierna: de tussenbeschikking) hier over.
1.2
Het verloop van de procedure na de tussenbeschikking is als volgt:- een uitlating op tussenbeschikking namens ING met bijlage 9B van de CAO ING 2012-2014, binnengekomen bij de griffie van het hof op 10 november 2017;
- een akte met productie 10 namens [verzoekster] , binnengekomen bij de griffie van het hof op 13 november 2017;- een reactie op akte na tussenbeschikking d.d. 30 oktober 2017 namens ING, binnengekomen bij de griffie van het hof op 24 november 2017;- een nadere uitlating namens [verzoekster] , binnengekomen bij de griffie van het hof op
27 november 2017.
1.3
Het hof heeft vervolgens beschikking nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling in hoger beroep
2.1
Het hof heeft in rechtsoverweging 5.15 van de tussenbeschikking overwogen dat uit de onder 5.13 en 5.14 van die beschikking geciteerde bepalingen van de CAO 2012-2014 vooralsnog niet kan worden afgeleid dat er vóór 1 juli 2015 al een regeling in de cao was opgenomen die inhield dat de volledig en duurzaam arbeidsongeschikte werknemer/de IVA gerechtigde bij beëindiging van het dienstverband recht had op een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw. Het hof heeft beide partijen in de gelegenheid gesteld zich op dit punt uit te laten en tevens op elkaars uitlating te reageren. Dit hebben partijen gedaan met de onder 1.2 vermelde stukken.
2.2
ING heeft onder 3 van haar uitlating op tussenbeschikking d.d. 30 oktober 2017 aangevoerd dat de CAO 2015-2017 na de inwerkingtreding van de WWZ op 10 oktober 2015 tussen haar en de betrokken organisaties van werknemers is overeengekomen en dat deze cao een looptijd had van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017. Zij heeft onder dit punt van haar uitlating voorts gesteld dat in de CAO 2012-2014, evenals in de CAO 2015-2017, is opgenomen dat, indien de arbeidsovereenkomst eindigde vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, de medewerker in dat geval recht had op een premievrije opbouw van zijn ouderdomspensioen en een arbeidsongeschiktheidspensioen in aanvulling op de arbeidsongeschiktheidsuitkering. [verzoekster] heeft in haar akte van 13 november 2017 aangevoerd dat de hiervoor vermelde aanspraak op een premievrij opbouw van het ouderdomspensioen ingeval van arbeidsongeschiktheid reeds ver vóór 2012 gold. ING heeft deze stelling niet betwist.
2.3
ING heeft onder 4 van haar uitlating op tussenbeschikking d.d. 30 oktober 2017 aangevoerd dat noch uit de tekst van de wet noch uit de wetsgeschiedenis is af te leiden dat de gelijkwaardige voorziening zoals die door cao-partijen op grond van artikel 7:673b BW wordt overeengekomen, ten opzichte van de daaraan voorafgaande dan wel eerdere cao of cao’s, een andere nieuwe originele voorziening dient te zijn. Zij heeft daar onder 5 van deze uitlating aan toegevoegd dat cao-partijen juist door de toevoeging van de zin in de CAO 2015-2017 “deze aanspraken, ook als het arbeidsongeschiktheidspensioen niet tot uitkering komt, worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in artikel 673b Burgerlijk Wetboek”, bewust een gelijkwaardige voorziening hebben bedacht.
2.4
Uit de in de tussenbeschikking vermelde wetsgeschiedenis blijkt dat de transitievergoeding enkel niet van toepassing is als sprake is van een gelijkwaardige voorziening die het equivalent vormt van hetgeen waarop een werknemer aanspraak kan maken op grond van de wettelijke regeling inzake de transitievergoeding. Uit de eigen stellingen van ING, zoals hiervoor onder 2.2. en 2.3 weergegeven, blijkt dat er ruim vóór
1 juli 2015 een in de cao vastgelegde voorziening bestond, te weten de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw ingeval van arbeidsongeschiktheid. Met deze voorziening kan vóór 1 juli 2015 niet zijn beoogd de wettelijke transitievergoeding te vervangen, aangezien de transitievergoeding toen nog niet bestond. Daarmee kan deze voorziening na 1 juli 2015 niet het equivalent vormen van hetgeen waarop een werknemer aanspraak kan maken op grond van de wettelijke regeling inzake de transitievergoeding en kan deze voorziening niet als gelijkwaardig aan de wettelijke transitievergoeding worden aangemerkt. Zoals hiervoor is overwogen, heeft ING aangevoerd dat cao-partijen in de CAO 2015-2017 “bewust” een gelijkwaardige voorziening hebben bedacht, maar gesteld noch gebleken is dat in die cao een op geld waardeerbare voorziening is vastgelegd waarmee invulling is gegeven aan de sinds 1 juli 2015 geldende verplichting van ING om aan de arbeidsongeschikte werknemer de transitievergoeding te voldoen, mits aan de voorwaarden van artikel 7:673 BW is voldaan. Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoekster] voldoet aan de voorwaarden van artikel 7:673 BW. Grief II slaagt. De grieven III en IV behoeven niet meer te worden behandeld.
2.5
De bestreden beschikking dient te worden vernietigd. Het hof zal ING veroordelen aan [verzoekster] de transitievergoeding van € 24.673,- bruto, te vermeerderen met rente vanaf1 september 2016, te betalen. De door [verzoekster] primair verzochte verklaring voor recht zal, wegens gebrek aan belang, worden afgewezen.
2.6
ING dient, als de in het ongelijk te stellen partij, in de proceskosten van beide instanties te worden veroordeeld. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [verzoekster] zullen tot aan de bestreden beschikking worden vastgesteld op € 471,- voor verschotten (griffierecht) en op € 400,- voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief (twee punten, € 200,- per punt). De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [verzoekster] zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 313,- voor verschotten (griffierecht) en op € 3.474,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (drie punten, tarief III in hoger beroep).
3. 3. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen) van 4 januari 2017 en beschikt opnieuw:
veroordeelt ING om aan [verzoekster] ter zake van de transitievergoeding een bedrag van
€ 24.673,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen;
veroordeelt ING in de proceskosten in eerste aanleg, tot aan de bestreden beschikking aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 471,- voor verschotten en op € 400,- voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt ING in de proceskosten in hoger beroep tot aan deze beschikking aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 313,- voor verschotten en op € 3.474,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking, voor zover het de hierin vermelde veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B. Knottnerus, P.L.R. Wefers Bettink en
O.E. Mulder en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op18 december 2017.
Uitspraak 30‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Wwz. Transitievergoeding. Gelijkwaardige voorziening in CAO ING? Tussenbeschikking.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.211.163
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen 5459824)
beschikking van 30 oktober 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] , gemeente Aa en Hunze,verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: [verzoekster] ,
advocaat: mr. J.F.H. Terpstra,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ING Bank Personeel B.V., gevestigd te Amsterdam, verweerster in hoger beroep, in eerste aanleg: verweerster, hierna: ING,
advocaat: mr. S. Wehl.
1. 1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van4 januari 2017 die de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen) heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:- het beroepschrift met producties en de stukken van de eerste aanleg van [verzoekster] , binnengekomen bij de griffie van het hof op 6 maart 2017;
- het verweerschrift van ING met een productie en met de stukken van de eerste aanleg;
- een brief van 2 juni 2017 van mr. Terpstra met productie 10;
- de op 16 juni 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;- een brief van 19 juni 2017 van mr. Terpstra waarin op verzoek van het hof de volledige teksten van de collectieve arbeidsovereenkomsten van ING van 2012-2014 en 2015-2017 aan het hof en aan de wederpartij zijn gezonden.
2.2
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking nader bepaald op heden.
2.3
[verzoekster] verzoekt het hof bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:primair: de beschikking waarvan beroep te vernietigen en alsnog voor recht te verklaren dat zij recht heeft op een transitievergoeding ter hoogte van € 24.673,- bruto en ING te veroordelen voormeld bedrag aan haar te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2016 tot de dag der voldoening;
subsidiair: de beschikking waarvan beroep te vernietigen en te bepalen dat ING een aanvullende vergoeding moet betalen ter hoogte van € 24.673,- bruto dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 september 2016 tot de dag der voldoening,
met veroordeling van ING, zowel ten aanzien van het primaire en het subsidiaire verzoek, in de proceskosten in beide instanties.
3. De vaststaande feiten
3.1
[verzoekster] , geboren [in] 1964, is [in] 1986 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) ING. De laatste functie die [verzoekster] vervulde, was die van medewerker Sales & Services Call/CKA C, met een salaris van € 1.471,26 bruto per maand op basis van 18 uur per week.
3.2
Op de arbeidsovereenkomst was laatstelijk de CAO ING 2015-2017 (hierna: de CAO 2015-2017) van toepassing. [verzoekster] was geen lid van een van de werknemersorganisaties die deze cao met ING heeft afgesloten. Op grond van artikel 1.3 van de CAO 2015-2017 is deze cao een zogenaamde standaard cao:
“Voor arbeidsduur en beloning kan voor bepaalde groepen van de cao worden afgeweken. Dat wordt dan in de tekst aangegeven. Ook kunnen cao-partijen voor groepen medewerkers afwijkende afspraken maken. Die afspraken komen ze schriftelijk overeen, ze informeren de betrokken medewerkers erover en daarmee zijn de afspraken onderdeel van de cao. ING wijkt niet af van de bepalingen in de cao, tenzij uitdrukkelijk is aangegeven dat dat mogelijk is.”
3.3
In de CAO 2015-2017 is een hoofdstuk 6 opgenomen met als titel “Mijn gezondheid”. In dit hoofdstuk is onder andere het volgende vermeld:“6.4 Arbeidsongeschiktheid en de consequenties voor je dienstverband
(…)
• Ben je gedeeltelijk arbeidsongeschikt (35-80% volgens de Wet hervatting Gedeeltelijk arbeidsgeschikten, de WGA) dan blijf je in principe in dienst van ING.
• Ben je volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt (WGA 80-100%) dan blijf je in dienst van ING. Als het Sociaal Plan van toepassing is op jouw organisatiegebied dan heb jij de mogelijkheid om gebruik te maken van de instrumenten uit het Sociaal Plan, zoals beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een beëindigingsvergoeding.
• Ben je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt op grond van de Wet Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA), dan wordt het dienstverband beëindigd.
(…)
Als het dienstverband wordt beëindigd vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid kom je op grond van de reglementen van de Basispensioenregeling in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen als aanvulling op je arbeidsongeschiktheidsuitkering en voor een premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen. Deze aanspraken, ook als het arbeidsongeschiktheidspensioen niet tot uitkering komt, worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in artikel 673b Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat wanneer deze regeling voor jou geldt, je niet ook nog de transitievergoeding ontvangt.”
3.4
In bijlage 6 van de CAO 2015-2017 met als titel “Pensioenovereenkomst 2015 tot en met 2018” staat onder meer het volgende:
“6.2.4.2 Wanneer stopt je pensioenopbouwJe pensioenopbouw stopt op het moment dat:• je de pensioenrichtdatum of de eerder gekozen pensioendatum bereikt; of
• je uit dienst gaat vóórdat je pensioen in gaat; of
• je niet langer onder de cao van ING valt; of• je overlijdt.
Ga je uit dienst terwijl je geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent, dan stopt je pensioenopbouw voor je arbeidsgeschikte deel. Voor de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid zie 2.4.10.
De pensioenopbouw stopt uiterlijk op het moment dat je de pensioenrichtleeftijd bereikt.(…)6.2.4.10 Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheidAls je arbeidsongeschikt wordt in het kader van de WIA en er recht ontstaat op een uitkering, wordt je pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk premievrij voortgezet. Voor welk deel de pensioenopbouw premievrij wordt voortgezet is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV.
Mate van arbeids- ongeschiktheid volgens Percentage premievrijehet UWV pensioenopbouw(…) (…)80-100% 100%
6.4
Overgangsbepalingen 6.4.1 Overgangsbepaling bij arbeidsongeschiktheid6.4.1.1. Voor wie geldt deze overgangsregelingDeze overgangsbepaling is alleen van toepassing indien je ziek of arbeidsongeschikt was in de vier weken voorafgaand aan 1 december 2013.(…)6.4.1.3. Indien je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordtIndien je na 1 januari 2014 ontslagen wordt wegens volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, dan geldt voor het arbeidsongeschiktheidspensioen en de voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid de volgende bepalingen:Arbeidsongeschiktheidspensioen (als je inkomen boven het maximum dagloon uit komt)Vanaf het moment van ontslag ontvang je het arbeidsongeschiktheidspensioen zoals dat op 31 december 2013 is verzekerd bij Stichting Pensioenfonds ING uit hoofde van de Basisregeling Pensioen en bij Nationale-Nederlanden uit hoofde van de Beschikbare Premieregeling.
Voorzetting van de pensioenopbouw
Vanaf het moment van ontslag wordt je pensioenopbouw in de basispensioenregeling 67 bij het pensioenfonds (…) premievrij voortgezet.
Deze voortzetting van de pensioenopbouw geldt zolang je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent en stopt uiterlijk op de dag dat je 67 jaar wordt. Deze pensioenopbouw wordt gebaseerd op de gemiddelde pensioenopbouw van de laatste
12 maanden voorafgaand aan het ontslag.”
3.5
[verzoekster] is met ingang van 20 november 2013 arbeidsongeschikt geworden. Met ingang van 5 juni 2015 ontvangt [verzoekster] een IVA-uitkering, die door het UWV met verkorte wachttijd is toegekend.
3.6
Na de daartoe op 17 maart 2016 van het UWV verkregen vergunning heeft ING de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 augustus 2016, op grond van volledige arbeidsongeschiktheid die langer dan 104 weken heeft geduurd.
3.7
ING heeft geen transitievergoeding aan [verzoekster] betaald. Op grond van artikel 6.4 van de CAO en van artikel 6.4 van bijlage 6 van de CAO heeft ING de opbouw van het ouderdomspensioen en partnerpensioen premievrij voortgezet.
4. De verzoeken in eerste aanleg en de beoordeling daarvan
4.1
[verzoekster] heeft in eerste aanleg verzocht ING te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 24.673,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf1 september 2016 tot aan de dag der voldoening. ING heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoekster] .
4.2
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking het verzoek van [verzoekster] afgewezen en [verzoekster] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten veroordeeld.
5. De beoordeling in hoger beroep
5.1
In deze procedure gaat het om de vraag of [verzoekster] aanspraak heeft op een transitievergoeding. Volgens [verzoekster] dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Zij beroept zich op artikel 7:673 lid 1 aanhef en onder a sub 1 BW. ING daarentegen stelt zich op het standpunt dat [verzoekster] geen aanspraak heeft op een transitievergoeding. Zij beroept zich op artikel 7:673b lid 1 BW en voert aan dat in artikel 6.4 en bijlage 6 van de CAO 2015-2017 een gelijkwaardige voorziening is opgenomen.
5.2
De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 5.8 van de bestreden beschikking geoordeeld dat in de CAO 2015-2017 sprake is van een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in artikel 7:673b lid 1 BW, zodat [verzoekster] geen recht heeft op een transitievergoeding. De kantonrechter heeft aan dit oordeel - kort weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd (verwezen wordt naar de rechtsoverwegingen 5.5 en 5.6 van de bestreden beschikking):- een belangrijke aanwijzing of al dan niet sprake is van een gelijkwaardige voorziening ligt in de bewoording van de desbetreffende bepaling van de CAO. In de CAO is bepaald dat de premievrije voortzetting van het ouderdomspensioen, ook als het arbeidsongeschiktheidspensioen niet tot uitkering komt, moet worden aangemerkt als een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening;
- bij de vraag of sprake is van een gelijkwaardige voorziening dient niet te worden gekeken naar het (eerste) moment van uitkering van deze vergoeding, maar naar het financiële voordeel dat de premievrije opbouw van het ouderdomspensioen voor de werknemer oplevert. In de wet is geen aanknopingspunt te vinden dat de werknemer direct moet kunnen genieten van de voorziening;- doordat de werkgever de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw betaalt, levert dit voor [verzoekster] een maandelijkse besparing op;
- de voorziening zoals opgenomen in de CAO is naar het oordeel van de kantonrechter collectief gelijkwaardig. De wet dwingt er niet toe dat wordt gekeken hoe een dergelijke voorziening achteraf uitwerkt. De wet kent geen aanknopingspunten om individueel te becijferen of er sprake is van een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening.
5.3
[verzoekster] heeft vier beroepsgronden tegen de bestreden beschikking aangevoerd, die zij als grieven heeft aangeduid, welke terminologie het hof zal volgen.
5.4
Grief I, die is gericht tegen het door de kantonrechter onder 2.1 van de bestreden beschikking vastgestelde feit, behoeft niet meer te worden besproken, aangezien het hof onder 3.1 tot en met 3.7 zelf de feiten heeft vastgesteld.
5.5
Grief II en (deels) grief IV zijn gericht tegen de beslissing van de kantonrechter en de aan deze beslissing ten grondslag liggende motivering, zoals hiervoor onder 5.2 weergegeven. Met grief III betoogt [verzoekster] dat artikel 6.4 van de CAO wegens strijd met de artikelen 1 en 4 aanhef en sub b van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: WGBH/CZ) nietig is. Met grief IV stelt [verzoekster] ook aan de orde dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.6
In artikel 7:673 lid 1 aanhef en onder a sub 1 BW is bepaald dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding is verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Op grond van artikel 7:673b lid 1 BW zijn de artikelen 7:673 en 7:673a BW niet van toepassing, indien in een collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan voor werknemers als bedoeld in artikel 7:673 lid 1 en artikel 7:673a een gelijkwaardige voorziening is opgenomen.
5.7
In het oorspronkelijke op 29 november 2013 ontvangen wetsvoorstel (Kamerstukken II 2013-2014, 33818 nr 2, p. 15-16) was in artikel 7:673 b lid 1 BW bepaald dat de artikelen 7:673 en 7:673a BW niet van toepassing zijn indien in een collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan voor werknemers als bedoeld in artikel 7:673 lid 1 en artikel 7:673a een gelijkwaardige voorziening is opgenomen, gericht op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid (cursivering door het hof). Bij de op 1 september 2014 ontvangen Nota van Wijziging (Kamerstukken II 2013-2014, 33988, nr. 6, p. 10) is voorgesteld het hiervoor vermelde cursief te schrappen, hetgeen is geschied en heeft geleid tot het in rechtsoverweging 5.6 vermelde wetsartikel. Voor het schrappen van dit cursief is de volgende toelichting gegeven (Kamerstukken II 2013-2014, 33988, nr. 6, p. 47): “Onbedoeld is in artikel 7:673b geregeld dat de daar bedoelde gelijkwaardige voorziening gericht moet zijn op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid. Het is echter voldoende dat er een gelijkwaardige voorziening is, de doelstelling van die voorziening is geen aanvullende voorwaarde.”
5.8
In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2013-2014, 33818 nr 3, p. 38) is vermeld dat de transitievergoeding enerzijds is bedoeld als compensatie voor het ontslag en anderzijds om de werknemer met behulp van de hiermee gemoeide financiële middelen in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken. Onder een “gelijkwaardige voorziening” moet blijkens de Memorie van Toelichting worden verstaan een voorziening in geld of in natura (of een combinatie daarvan) welke het equivalent vormt van hetgeen waarop een werknemer aanspraak kan maken op grond van de wettelijke regeling inzake de transitievergoeding (Kamerstukken II 2013-2014, 33818 nr 3 p. 42 en 114). In de Memorie van Antwoord (Kamerstukken I 2013-2014, C, p. 24) is hieraan toegevoegd dat dit betekent dat de wettelijke transitievergoeding enkel niet van toepassing is als het geheel aan afspraken tussen cao-partijen als equivalent heeft te gelden. De regering gaat ervan uit dat afspraken tussen cao-partijen op geld worden gewaardeerd. Het staat cao-partijen vrij om bijvoorbeeld naast een voorziening in natura af te spreken dat dit met een vergoeding door werkgever wordt aangevuld tot het niveau van een transitievergoeding waarop de werknemer op grond van artikel 7:673 en 7:673a BW aanspraak maakt. De som aan afspraken tussen cao-partijen van voorzieningen in natura en voorzieningen in geld kan op deze wijze als “gelijkwaardige voorziening” worden aangemerkt. Het staat partijen uiteraard vrij om daarbovenop aanvullende afspraken te maken, aldus de regering.
5.9
Vast staat dat laatstelijk de CAO 2015-2017 op de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en ING van toepassing was. Hoofdstuk 7 van deze cao heeft betrekking op pensioen en verwijst naar de pensioenovereenkomst, die als bijlage (hof: 6) bij de CAO is opgenomen en aldus integraal deel uitmaakt van de CAO 2015-2017. Dit uitgangspunt dat ook de kantonrechter in rechtsoverweging 5.7 van de bestreden beschikking heeft verwoord heeft [verzoekster] in hoger beroep niet langer bestreden (zie randnummer 15 hoger beroepschrift).
5.10
Tussen partijen is niet in geschil dat artikel 6.4 van de CAO 2015-2017 voorziet in een arbeidsongeschiktheidspensioen als aanvulling op de arbeidsongeschiktheidsuitkering en een premievrije voortzetting van het ouderdomspensioen en partnerpensioen. Het aanvullende arbeidsongeschiktheidspensioen verzekert 75% van het pensioensalaris, met dien verstande dat dit aanvullend pensioen niet tot uitkering komt indien de IVA uitkering reeds 75% van het pensioensalaris bedraagt. Aangezien de IVA uitkering die [verzoekster] ontvangt 75% van het pensioensalaris bedraagt komt het aanvullend pensioen niet tot uitkering. De premievrije voortzetting van het ouderdomspensioen houdt in dat tot de pensioendatum van 67 jaar de bij de beëindiging van het dienstverband geldende werknemersbijdrage in de pensioenpremie van (in 2016) 4% per maand komt te vervallen en dat de volledige pensioenpremie (jaarlijks 33% van de pensioengrondslag) tot de pensioendatum van 67 jaar ten laste komt van ING. Op deze wijze wordt extra, in aanvulling op het tijdens het dienstverband reeds opgebouwde pensioen, een ouderdomspensioen van
€ 3.977,- per jaar en een partnerpensioen van € 2.784,- per jaar verzekerd. ING heeft aangevoerd dat hiermee per jaar een bedrag van € 6.061,- aan premie is gemoeid, dat het ten behoeve van de verdere opbouw van het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in totaal gaat om een bedrag van € 90.915,- en dat zij dit bedrag bij de beëindiging van het dienstverband ineens heeft afgestort. [verzoekster] heeft deze stellingen niet betwist. De transitievergoeding, waarop [verzoekster] aanspraak maakt, beslaat een bedrag van€ 24.673,-. Daarover zijn partijen het eens.
5.11
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof is namens [verzoekster] naar voren gebracht (zie bladzijde 3 2e alinea pleitnota) dat cao partijen aan de regeling die gold tot 1 juli 2015 één zinnetje hebben toegevoegd, namelijk dat de voorziening in plaats komt van de transitievergoeding en dat hieruit overigens kan worden afgeleid dat cao partijen blijkbaar niet bewust een andere met de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening hebben bedacht. Naar aanleiding daarvan heeft het hof vragen aan de advocaten gesteld over de CAO 2015-2017 en de vóór deze cao geldende cao. Namens [verzoekster] is verklaard dat in de vóór de CAO 2015-2017 geldende cao exact hetzelfde was opgenomen, te weten dat de IVA gerechtigde recht had op een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw. Namens ING is verklaard dat de vóór de CAO 2015-2017 geldende cao anders was geformuleerd. Aangezien het hof niet de beschikking had over de vóór de CAO 2015-2017 geldende cao heeft mr. Terpstra, op verzoek van het hof en overeenkomstig haar aanbod tijdens de mondelinge behandeling, de vóór de CAO 2015-2017 geldende CAO overgelegd (evenals een beter leesbaar exemplaar van de CAO 2015-2017). Het gaat hier om de ING Bank cao1 januari 2012-31 december 2014 (hierna: de CAO 2012-2014).
5.12
Het hof stelt allereerst vast dat bijlage 9b bij de CAO 2012-2014 (de pensioenovereenkomst vanaf 1 januari 2014) niet is overgelegd. In hoofdstuk 10 van deze cao, waarin een overzicht van de bijlagen bij deze cao is gegeven, is ten aanzien van deze bijlage vermeld dat deze in 2013 op mijn HR komt te staan. ING dient de tekst van bijlage 9b over te leggen tegelijk met haar hierna onder 5.15 te vermelden schriftelijk bericht.
5.13
In de CAO 2012-2014 is een hoofdstuk 6 opgenomen met als titel “Mijn gezondheid”. In dit hoofdstuk is onder andere het volgende vermeld:“6.8 Arbeidsongeschiktheid en de consequenties voor je dienstverband
(…)
• Ben je gedeeltelijk arbeidsongeschikt dan blijf je in principe in dienst van ING Bank.
• Ben je volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt, dan blijf je in dienst van ING Bank.
• Ben je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, dan wordt het dienstverband beëindigd.
Als het dienstverband wordt beëindigd wegens volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid kom je op grond van de reglementen van de Basispensioenregeling in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen als aanvulling op je arbeidsongeschiktheidsuitkering.”
5.14
In bijlage 9a bij de CAO 2012-2014 met als titel “Pensioenovereenkomst tot en met 2013” staat:“2.3. Wanneer stopt je pensioenopbouwJe pensioenopbouw stopt op het moment dat:• je de pensioen(richt)datum bereikt, of
• je uit dienst gaat vóórdat je pensioen in gaat, of
• je niet langer onder de cao van ING Bank valt.
Ga je uit dienst omdat je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent, dan stopt je pensioenopbouw niet. Je pensioen wordt in die situatie opgebouwd zolang je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent. De pensioenopbouw stopt uiterlijk op het moment dat je jouw pensioenrichtleeftijd bereikt.
(…)
2.10.
Voortzetting opbouw bij arbeidsongeschiktheidNadat je uit dienst bent gegaan omdat je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent (in de zin van de WAO of WIA), blijf je pensioen opbouwen. Je te bereiken pensioen wordt vastgesteld op basis van:
• Je vaste inkomen dat geldt direct voordat je uit dienst gaat; en
• Het gemiddelde van de variabele inkomen dat je hebt ontvangen in de laatste 12 maanden vóór je eerste ziektedag. Dit gemiddelde wordt nog verhoogd met de structurele verhogingen van de INB Bank cao tussen je eerste ziektedag en het moment waarop je uit dienst gaat.
Zolang je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent, worden je pensioenaanspraken verhoogd met de structurele verhogingen van de ING Bank cao.”
5.15
Het hof kan uit de onder 5.13 en 5.14 geciteerde bepalingen van de CAO 2012-2014 vooralsnog niet afleiden dat er vóór 1 juli 2015 al een regeling in de cao was opgenomen die inhield dat de volledig en duurzaam arbeidsongeschikte werknemer/de IVA gerechtigde bij beëindiging van het dienstverband recht had op een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw. Aangezien dit punt mede van belang is voor de beoordeling van het geschil, zal het hof beide partijen gelijktijdig in de gelegenheid stellen zich door middel van een schriftelijk bericht, binnen de in het dictum te vermelden termijn, omtrent het voorgaande uit te laten. Beide partijen worden hierna - desgewenst - in de gelegenheid gesteld op elkaars schriftelijk bericht te reageren, op de wijze zoals in het dictum bepaald.
5.16
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bepaalt dat beide partijen zich tegelijkertijd door middel van een schriftelijk bericht op
13 november 2017 uitlaten, zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.15 vermeld, waarbij ING bijlage 9b bij de CAO 2012-2014 dient over te leggen;
bepaalt dat beide partijen hierna - desgewenst - tegelijkertijd, eveneens door middel van een schriftelijk bericht op 27 november 2017, kunnen reageren op elkaars schriftelijk bericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B. Knottnerus, P.L.R. Wefers Bettink en
O.E. Mulder, is bij afwezigheid van mr. Knottnerus ondertekend door mr. Mulder en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2017.