Prg. 2017/110
In een prejudiciële procedure beantwoordt de Hoge Raad een zevental vragen over de veertiendagenbrief en buitengerechtelijke incassokosten ex art. 6:96 BW.
HR 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2704, m.nt. Mr. P.J.M. Ros en D.L.P.J. Ros
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 november 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron
- Zaaknummer
16/02885
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Noot
Mr. P.J.M. Ros en D.L.P.J. Ros
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926075:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2704, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑11‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:938, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 23‑09‑2016
- Wetingang
Art. 139, 242, 392 Rv; art. 6:96 lid 5-7 BW
Essentie
Consumentenrecht. Moeten buitengerechtelijke kosten opnieuw worden berekend, indien consument-schuldenaar binnen termijn veertiendagenbrief slechts gedeelte vordering heeft voldaan?
Ja. Forfaitaire vergoeding is afhankelijk van omvang vordering. Verder worden nog zes prejudiciële vragen over veertiendagenbrief en buitengerechtelijke kosten beantwoord.
Samenvatting
Fa-Med BV heeft gevorderd een klant te veroordelen tot betaling van € 110,33 aan buitengerechtelijke kosten. De klant heeft de factuur niet betaald binnen de termijn die in de veertiendagenbief ex art. 6:96 lid 6 BW is opgenomen. Volgens de kantonrechter stemt het gevorderde bedrag overeen met het Besluit BIK. De vraag is echter of de brief vermeldt dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.