NJB 2016/1766
Belaging art. 285b lid 1 Sr: onjuist is de opvatting dat het opzet van de verdachte hierbij moet zijn gericht op de wederrechtelijkheid van de gedragingen van de verdachte
HR 20-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2138
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 september 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/02067
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2138, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:775, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑06‑2016
- Wetingang
(art. 285b Sr)
Essentie
Belaging art. 285b lid 1 Sr: onjuist is de opvatting dat het opzet van de verdachte hierbij moet zijn gericht op de wederrechtelijkheid van de gedragingen van de verdachte
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld vanwege – kort gezegd – (feiten 1 en 3) belaging, meermalen gepleegd.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent onder meer: ‘Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.