RvdW 2011/1180
Extinctieve verjaring; art. 3:105, 314 BW. Bezit en houderschap; art. 3:111 e.v. BW. Art. 81 RO.
HR 30-09-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8086
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 september 2011
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, W.D.H. Asser, C.E. Drion
- Zaaknummer
10/00366
- Conclusie
plv. P-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
BQ8086
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ8086, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑09‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ8086, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2011
Essentie
Extinctieve verjaring; art. 3:105, 314 BW. Bezit en houderschap; art. 3:111 e.v. BW. Art. 81 RO.
Partij(en)
- 1.
[Eiser 1],
- 2.
[Eiseres 2], te [woonplaats], eisers tot cassatie, adv.: mr. R.Th.R.F. Carli,
tegen
- 1.
[Verweerder 1],
- 2.
[Verweerster 2], te [woonplaats], verweerders in cassatie, niet verschenen.
Conclusie
Conclusie plv. P-G mr. De Vries Lentsch-Kostense:
Inleiding
1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of eisers tot cassatie [eisers] (verder ook: [eiser] c.s.), eigenaren van een woonschip, door verkrijgende verjaring ex art. 3:99 BW dan wel door extinctieve ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.