Hof 's-Gravenhage, 30-01-2008, nr. 22-005436-06
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC4184, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
30-01-2008
- Zaaknummer
22-005436-06
- LJN
BC4184
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC4184, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 30‑01‑2008; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BN8465
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BN8465, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 5 Besluit risico's zware ongevallen 1999; art. 25 Besluit risico's zware ongevallen 1999; art. 8.44 Wet milieubeheer; art. 18.18 Wet milieubeheer; Wet op de economische delicten
Uitspraak 30‑01‑2008
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft nagelaten om bij werkzaamheden op een pompplateau die maatregelen te treffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen (zoals het verrichten van metingen), waardoor een brand is ontstaan op dat pompplateau met alle gevaren van dien voor de veiligheid van de werknemers en voor het milieu. Voorts heeft de verdachte gehandeld in strijd met aan een vergunning verbonden milieuvoorschriften door een tank niet te voorzien van een goed werkende niveau beveiliging en door het niet lekvrij lossen van een schip. Het milieu is door deze overtredingen in gevaar gebracht.
Partij(en)
Rolnummer: 22-005436-06
Parketnummers: 10-161760-03 en 10-161881-04
Datum uitspraak: 30 januari 2008
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Rotterdam van
6 september 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
de besloten vennootschap
[verdachte],
gevestigd te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
- 16.
januari 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, waarvan kopieën in dit arrest zijn gevoegd.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het hof zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Procesgang
In eerste aanleg is de dagvaarding voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde partieel nietig verklaard. De verdachte is van het onder 2 en 4 tenlastegelegde vrijgesproken. Voorts is de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van
€ 45.000,- en terzake van het onder 3 tenlastegelegde veroordeeld tot twee geldboetes van € 5.000,-.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep dat is ingesteld namens de verdachte, is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het onder 2 en 4 tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft op 10 april 2007 het hoger beroep van de officier van justitie, voor zover dat betrekking heeft op feit 2, ingetrokken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
De eendaadse samenloop van
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 8.44, eerste lid, van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon
en
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, tweemaal gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 45.000,- en terzake van het onder 3 tenlastegelegde tot twee geldboetes van telkens € 5.000,-.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft nagelaten om bij werkzaamheden op een pompplateau die maatregelen te treffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen (zoals het verrichten van metingen), waardoor een brand is ontstaan op dat pompplateau met alle gevaren van dien voor de veiligheid van de werknemers en voor het milieu. Voorts heeft de verdachte gehandeld in strijd met aan een vergunning verbonden milieuvoorschriften door een tank niet te voorzien van een goed werkende niveau beveiliging en door het niet lekvrij lossen van een schip. Het milieu is door deze overtredingen in gevaar gebracht.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat geheel onvoorwaardelijke geldboetes van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormen. Bij de vaststelling van de geldboetes is rekening gehouden met de financiële omstandigheden waarin de verdachte verkeert.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 51, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1 (oud), 1a(oud), 2(oud) en 6(oud) van de Wet op de economische delicten, de artikelen 8.44 (oud) en 18.18 van de Wet milieubeheer, artikel 5 en 25 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte terzake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het betalen van een geldboete van
€ 45.000,- (vijfenveertigduizend euro).
Veroordeelt de verdachte terzake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het betalen van 2 (twee) geldboetes van elk € 5.000,- (vijfduizend euro).
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius,
mr. D.J.C. van den Broek en mr. R.C. Langeler, in bijzijn van de griffier mr. F.J.M. Noordhoff.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 januari 2008.