Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 45 Ingebruikgeving van contingenten
Geldend
Geldend vanaf 06-04-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-04-2024, Stcrt. 2024, 10718 (uitgifte: 05-04-2024, regelingnummer: WJZ/ 48280262)
- Inwerkingtreding
06-04-2024, terugwerkend tot: 01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2024, Stcrt. 2024, 10718 (uitgifte: 05-04-2024, regelingnummer: WJZ/ 48280262)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Een ondernemer kan het contingent van een vissoort dat voor zijn vissersvaartuig geldt of dat ingevolge artikel 44 is aangehouden, in het kalenderjaar geheel of gedeeltelijk in gebruik geven aan:
- a.
een met name genoemde ondernemer met één of meer vissersvaartuigen dat behoort onderscheidenlijk die behoren tot het segment MFL1 voor wiens vissersvaartuig een contingent geldt van dezelfde vissoort en voor zover het een contingent voor de vissoorten tong of schol betreft voor het vissersvaartuig zowel een contingent tong als schol geldt; of
- b.
ondernemers die lid zijn van een groep of een producentenorganisatie die een groepscontingent voor de desbetreffende vissoort beheert.
2.
Het eerste lid is slechts van toepassing indien:
- a.
de ondernemer daarvan voor 1 maart van het desbetreffende kalenderjaar melding doet aan de minister; en
- b.
de periode waarvoor het contingent van een vissoort geheel of gedeeltelijk in gebruik wordt gegeven op het moment van de melding, bedoeld in onderdeel a, kleiner is dan de resterende periode waarvoor het desbetreffende contingent is aangehouden.
3.
De ingebruikgeving vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de ondernemer, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, dat de melding is ontvangen. Indien het voor dat kalenderjaar voor het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen van de ondernemer waaraan in gebruik wordt gegeven geldende contingent van de desbetreffende vissoort is overschreden op het moment van ontvangst van de in het tweede lid bedoelde melding, vindt de kennisgeving voor het lopende kalenderjaar slechts plaats nadat de hoeveelheden, bedoeld in artikel 46c, derde lid, daarop in mindering zijn gebracht.