NJB 2018/699:Een accountantsbureau en een onderhoudsbedrijf komen overeen dat zij werkzaamheden voor elkaar zullen verrichten en dat het loon daarvoor zal worden verrekend. Nadat een geschil is ontstaan, cedeert het onderhoudsbedrijf zijn vordering op het accountantsbureau aan zijn advocaat, zonder dit mede te delen aan het accountantsbureau. Daarna maakt de advocaat namens het onderhoudsbedrijf een procedure tegen het accountantsbureau aanhangig. Uiteindelijk wordt de vordering van het onderhoudsbedrijf bij arbitraal vonnis toegewezen, met verwerping van het beroep van het accountantsbureau op verrekening. Hoge Raad: 1. Nietigheid. Aanhangigheid. Rechtshandelingen die strekken tot verkrijging door advocaten van goederen waarover een geding aanhangig is, zijn nietig. Van aanhangigheid is slechts sprake vanaf de dag van de dagvaarding, dan wel de dag waarop de procesinleiding is ingediend. 2. Stille cessie. Tegenwerping aan de schuldenaar. De bescherming die de schuldenaar van een stil gecedeerde vordering kan ontlenen aan het ontbreken van een mededeling, brengt niet mee dat voor de toepassing van de nietigheidssanctie het moment van de mededeling beslissend zou zijn. 3. Verrekening. Wederkerig schuldenaarschap. De wettelijke bepaling dat de bevoegdheid tot verrekening afhankelijk is van wederkerig schuldenaarschap, is van regelend recht. 4. Gezag van gewijsde. Tegenvordering. Het gezag van gewijsde van het arbitrale vonnis strekt zich mede uit tot de verwerping van het beroep op verrekening, ook al is de tegenvordering niet aan arbitrage onderworpen