Einde inhoudsopgave
Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021
Artikel 7.4 Het aanleggen van zaken
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
13-09-2023, Stcrt. 2023, 32442 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2023, Stcrt. 2023, 32442 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
Bestuursprocesrecht / Algemeen
1.
De griffier legt voor ieder verzoek om bekrachtiging een zaak aan.
2.
Als in verband met een verzoek om bekrachtiging een bedenking is ingebracht, legt de griffier voor iedere bedenking een afzonderlijke zaak aan.
3.
Per zaak als bedoeld in het tweede lid zijn in ieder geval partijen: de verzoeker, de indiener van de bedenkingen in die zaak en de in die zaak als partij toegelaten belanghebbenden. De bestuursrechter past de artikelen 8:26 en 8:39 van de Awb toe per zaak als bedoeld in het tweede lid.
4.
De griffier stelt zo spoedig mogelijk per zaak als bedoeld in het tweede lid partijen op de hoogte van het voor de bedenking toegekende zaaknummer en het aan het verzoek om bekrachtiging (waarop die bedenking betrekking heeft) toegekende zaaknummer.
5.
De griffier zendt de op de zaak betrekking hebbende stukken, in die zaak, aan andere partijen dan de indiener van die stukken.