Er bestaat op dit punt enige onduidelijkheid. De stukken zijn door het Hof op 27 oktober 2010 verstuurd. Op de stukken zijn twee stempels van ontvangst geplaatst: 28 oktober 2010 en 28 november 2010. Het laatste stempel is doorgestreept. Kennelijk is eerst per abuis een verkeerd stempel geplaatst.
HR (A-G), 13-12-2011, nr. 10/00672
ECLI:NL:PHR:2012:BU8648
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
13-12-2011
- Zaaknummer
10/00672
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BU8648
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BU8648, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑12‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BU8648
Conclusie 13‑12‑2011
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 25 januari 2010 de verdachte wegens ‘diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
2.
Tegen deze uitspraak is namens de verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens de verdachte heeft mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel
4.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft nagelaten te responderen op een voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek.
4.2.
De raadsvrouw van de verdachte heeft blijkens p. 7 van de door haar overgelegde pleitnotities ter terechtzitting van het Hof van 11 januari 2010 aldaar onder meer het volgende aangevoerd.
‘Voorwaardelijk verzoek
Ik meen dat het daarnaast voor de hand had gelegen als het Openbaar Ministerie van de telefoon van cliënt de historische gegevens opgevraagd had. Dan zou immers blijken of het contact met [betrokkene 2] — dat mijn cliënt ook ontkend — heeft plaatsgevonden. Dat zou een sterk objectief ontlastend of belastend bewijsmiddel geweest zijn tegen mijn cliënt. Mocht u waarde hechten aan de verklaring van [betrokkene 2], waarin zij onder meer stelt contact met cliënt te hebben gehad via de telefoon, dan doe ik bij deze een voorwaardelijk verzoek om het Openbaar Ministerie opdracht te geven alsnog deze zogenaamde histo's van de telefoon van cliënt op te vragen en aan het dossier toe te voegen.’
4.3.
Het Hof heeft blijkens de aanvulling op het verkorte arrest de verklaringen van de in het verzoek bedoelde getuige [betrokkene 2] voor het bewijs gebezigd (bewijsmiddelen 2 en 3). In bewijsmiddel 3 maakt de getuige daarbij melding van een direct na de overval gehouden telefoongesprek met de verdachte. Ook in de in het verkorte arrest opgenomen bewijsoverweging maakt het Hof melding van de telefoongesprekken die de getuige [betrokkene 2] naar haar zeggen met de verdachte heeft gevoerd. Dit kennelijk om te onderbouwen dat de verdachte een bekende van de getuige was, zodat de fotoherkenning betrouwbaar kon worden geacht.
4.4.
Het gedane voorwaardelijke verzoek moet mijns inziens worden opgevat als een verzoek tot het toevoegen aan het dossier van ontbrekende schriftelijke bescheiden of stukken van overtuiging in de zin van art. 315 Sv. Dat is een verzoek waarop het Hof, nu de gestelde voorwaarde is vervuld, ex art. 328 jo. 330 Sv (van toepassing op grond van art. 415 Sv) op straffe van nietigheid een beslissing had moeten geven. Dat is niet gebeurd.
4.5.
Het middel slaagt.
5. Het tweede middel
5.1.
Het middel klaagt over de schending van de redelijke termijn in cassatie.
5.2.
Namens verdachte is op 29 januari 2010 cassatieberoep ingesteld in de onderhavige zaak. De stukken zijn — naar ik meen te mogen begrijpen1. — eerst op 28 oktober 2010 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat betekent dat de inzendtermijn is overschreden.
5.3.
Het middel is op zich gegrond, maar zal, nu het eerste middel slaagt, door de Hoge Raad buiten bespreking gelaten worden.
6.
Het eerste middel slaagt. Het tweede dient daarom buiten bespreking te blijven.
7.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑12‑2011