Rb. Haarlem, 27-01-2004, nr. 15/094166-02
ECLI:NL:RBHAA:2004:AO2451
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
27-01-2004
- Zaaknummer
15/094166-02
- LJN
AO2451
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2004:AO2451, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 27‑01‑2004; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2010:BL7205
Uitspraak 27‑01‑2004
Inhoudsindicatie
NAVO-medewerker en medeverdachten veroordeeld voor valsheid in geschrift. Op 27 januari 2004 heeft de rechtbank Haarlem bewezen verklaard dat de voor de NAVO werkzame M. en diens medeverdachten v.V. en F. zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrift. De rechtbank veroordeelde M. tot een gevangenisstraf van 14 maanden. v.V. en F kregen gevangenisstraffen van 18 maanden waarvan 3 voorwaardelijk, resp. 15 maanden. Gezien de duur van hun voorarrest betekent deze beslissing voor M. en v.V. dat zij onmiddellijk in vrijheid gesteld worden. De officier van justitie had op de zitting van 13 januari j.l. al vrijspraak gevraagd voor heling (het opzettelijk voorhanden hebben van valse documenten en/of uit misdrijf verkregen gelden, dit laatste verwijt is in de aanloop van het proces ook wel met 'witwassen' aangeduid) en oplichting. De rechtbank heeft de officier van justitie daarin gevolgd en daarnaast de verdachten ook vrijgesproken van het vierde feit dat hen verweten werd, het deelnemen aan een criminele organisatie. In deze zaken gaat het om in totaal negen valse documenten, waaronder een zgn. 'Certificate of Deposit' (CDT) betreffende een storting van US$ 200.000.000,-- bij een Colombiaanse bank. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachten hetzij zelf betrokken waren bij het valselijk opmaken van die documenten, hetzij dat zij deze valse documenten opzettelijk hadden gebruikt. Alle verdachten handelden (mede) uit winstbejag; zij hoopten dat zij met behulp van de valse stukken commissies zouden opstrijken wanneer deze in een trading- of financieringsprogramma gebruikt zouden worden. In de strafmaat heeft de rechtbank ten nadele van de verdachten meegewogen de inbreuk die hun handelen heeft gemaakt op het vertrouwen dat gesteld wordt en moet kunnen worden in de juistheid van handelsdocumenten, alsmede de hoogte van het bedrag dat met het door hen ondernomen traject was gemoeid, waarbij niet uitgesloten kan worden dat voor anderen aanzienlijk nadeel had kunnen ontstaan indien het voorgenomen programma doorgang had gevonden. In haar vonnis met betrekking tot M. overwoog de rechtbank dat hij concepten heeft geschreven voor documenten die nodig werden geacht om het valse CDT bij een bank geplaatst te krijgen. Die concepten werden vervolgens doorgestuurd naar Colombia, alwaar de benodigde documenten valselijk werden opgemaakt. M. heeft het valse CDT tevergeefs aangeboden aan een bank in Roemenië en vervolgens door tussenkomst van een medeverdachte contact gelegd met een bedrijf in België teneinde langs die weg het CDT te gelde te maken. Om de voortgang van de plaatsing van het CDT te bespoedigen, heeft M. zelf nog twee andere documenten valselijk opgemaakt. Gezien de evidente valsheid van met name het CDT en het handelen van M. zelf dat gericht was op het geloofwaardig maken daarvan, vond de rechtbank dat nogal werd afgedaan aan het door hem geschetste beeld dat hij slechts één doel voor ogen had, te weten het bieden van daadkrachtige hulp aan Centraal- en Oost-Europese staten. Desondanks achtte de rechtbank aannemelijk dat verdachte niet slechts uit winstbejag handelde, maar inderdaad met de beste intenties investeringen wilde bewerkstelligen in projecten in diverse Centraal- en Oost-Europese landen om deze landen een economische impuls te geven. Tot slot heeft de rechtbank nog overwogen dat zij tijdens een eerdere zitting in de zaak van M. de officier van justitie had opgedragen met een collega in overleg te treden om na te gaan in hoeverre tegemoet kon worden gekomen aan een verzoek van de verdediging om stukken aan dit dossier toe te voegen over een (ander) strafrechtelijk onderzoek tegen een andere verdachte. Naar aanleiding van het niet opvolgen van die beschikking overwoog de rechtbank dat dit verzuim niet zo ernstig is dat het tot niet-ontvankelijkheid van het OM leidt, maar dat de rechtbank daar wel rekening mee houdt bij het bepalen van de strafmaat. De wet schrijft niet voor dat de rechtbank vrijspraken motiveert, en dat heeft de rechtbank in deze vonnissen met betrekking tot de andere ten laste gelegde feiten ook niet gedaan.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/094166-02
Uitspraakdatum: 27 januari 2004
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 januari 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans gedetineerd in PI Midden Holland - HvB Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering en op nadere vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging ter terechtzitting tweemaal gewijzigd.
Kopieën van deze vorderingen zijn als bijlagen II en III bij dit vonnis gevoegd en maken daarvan deel uit.
Aldus wordt aan verdachte tenlastegelegd:
FEIT 1.
PRIMAIR:
dat hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari 2003 in de gemeente in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven, ondermeer:
- 1)
een Certificate of Deposit betreffende een op 14 februari 2002 gedane storting van een bedrag ad US$ 200.000.000,- op een rekening bij de [Naam bank] te Bogota [bijlage proces-verbaal D/N/01]
en/of
- 2)
de verklaring van [Naam bank] aan [Naam bank 2] [bijlage proces-verbaal T02-493]
en/of
- 3)
een kasstortingsbewijs betreffende een op 14 februari 2002 door [betrokkene 1] gedane contante storting van een bedrag van US$ 200.000.000,- op een bankrekening bij de [Naam bank] te Bogota, Colombia, ten gunste van [rechtspersoon], gevestigd te Roemenië [bijlage proces-verbaal D/39]
en/of
- 4)
een in de Spaanse taal opgesteld certificaat van echtheid [bijlage proces-verbaal D/N/17]
en/of
- 5)
een Letter of Affidavit (brief op papier waarop het logo van [Naam bank] vermeld staat) gericht aan [rechtspersoon] te Roemenië [bijlage proces-verbaal T02-230]
en/of
- 6)
een brief op papier waarop het logo van [Naam bank] vermeld staat, gericht aan [rechtspersoon] te Roemenië met als onderwerp: CD-quote [bijlage proces-verbaal T02-615]
en/of
- 7)
een papier waaruit zou moeten blijken dat de CDT geregistreerd staat in Euroclear [bijlage proces-verbaal D/69]
en/of
- 8)
een zogenaamde 'Corporate Resolution' op naam van [rechtspersoon] [bijlage proces-verbaal D/48]
en/of
- 9)
een zogenaamde 'Statutory Declaration of assets' [bijlage proces-verbaal D/51]
- (elk)
zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of door (een) ander(en) valselijk heeft doen of laten opmaken en/of heeft doen of laten vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid en/of het valselijk opmaken hieruit
- -
met betrekking tot het document sub 1 dat dit Certificate of Deposit (CD) (valselijk) is opgemaakt op een op 14 februari 2002 niet meer bij de bank in gebruik zijnde formulier, en/of dat deze CD zou zijn uitgegeven door het op 14 februari 2002 niet meer bestaande filiaal/kantoor Avenida Rojas, en/of dat er onder CDT-nr 259924829 een bedrag van US $ 200 miljoen gestort zou zijn, en/of dat [rechtspersoon] cliënt zou zijn bij genoemde bank;
- -
met betrekking tot het document sub 2 dat deze verklaring zou zijn opgesteld en/of ondertekend door een of meer medewerkers van genoemde bank, en/of dat er onder CDT-nr 259924829 een bedrag van US $ 200 miljoen gestort zou zijn, en/of dat [rechtspersoon] cliënt zou zijn bij genoemde bank;
- -
met betrekking tot het document sub 3 dat op 14 februari 2002 een bedrag van US $ 200 miljoen zou zijn gestort en/of dat dit bedrag zou zijn gestort door [betrokkene 1];
- -
met betrekking tot het document sub 4 dat deze verklaring zou zijn opgesteld en/of ondertekend door een of meer medewerkers van genoemde bank, en/of dat er onder CDT-nr 259924829 een bedrag van US $ 200 miljoen gestort zou zijn, en/of dat [rechtspersoon] cliënt zou zijn bij genoemde bank;
- -
met betrekking tot het document sub 5 dat deze verklaring zou zijn opgesteld en/of ondertekend door een of meer medewerkers van genoemde bank, en/of dat [betrokkene 1] en/of [rechtspersoon] de legale eigenaar is van een certificate of deposit onder nummer 259924829 ter waarde van US $ 200 miljoen;
- -
met betrekking tot het document sub 6 dat deze verklaring zou zijn opgesteld en/of ondertekend door een of meer medewerkers van genoemde bank, en/of dat de CD een waarde (CD-quote) zou hebben van 87,1% van de nominale waarde, en/of dat [rechtspersoon] en/of [betrokkene 1] rechthebbende zou zijn met betrekking tot deze CD;
- -
met betrekking tot het document sub 7 dat uit dit document zou moeten blijken dat de CD staat geregistreerd in Euroclear;
- -
met betrekking tot document sub 8 dat deze Corporate Resolution (bevoegd) zou zijn afgegeven door of namens [rechtspersoon], en/of dat [betrokkene 2] was benoemd tot Director of Investment, en/of dat op dit document (valselijk) een (op een stempel van [rechtspersoon] gelijkend) stempel en/of een notarieel stempel is geplaatst, en/of dat op 22 juli 2002 een aandeelhoudersvergadering van [rechtspersoon] zou hebben plaatsgevonden;
- -
met betrekking tot document sub 9 dat deze verklaring (bevoegd) zou zijn afgegeven door of namens [rechtspersoon], en/of dat [rechtspersoon] in Colombia en Brazilië een bedrag van US $ 200 miljoen zou heb-ben verdiend in de olie- en mijnindustrie"
SUBSIDIAIR
dat hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari 2003 in de gemeente in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valse of vervalste geschrift(en), te weten: een of meer waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven, ondermeer
1) een Certificate of Deposit betreffende een op 14 februari 2002 gedane storting van een bedrag ad US$ 200.000.000,- op een rekening bij de [Naam bank] te Bogota [bijlage proces-verbaal D/N/01]
en/of
2) de verklaring van [Naam bank] aan [Naam bank 2] [bijlage proces-verbaal T02-493]
en/of
3) een kasstortingsbewijs betreffende een op 14 februari 2002 door [betrokkene 1] gedane contante storting van een bedrag van US$ 200.000.000,- op een bankrekening bij de [Naam bank] te Bogota, Colombia, ten gunste van [rechtspersoon], gevestigd te Roemenië [bijlage pv D/39]
en/of
4) een in de Spaanse taal opgesteld certificaat van echtheid [bijlage proces-verbaal D/N/17]
en/of
5) een Letter of Affidavit (brief op papier waarop het logo van [Naam bank] vermeld staat) gericht aan [rechtspersoon] te Roemenië [bijlage proces-verbaal T02-230]
en/of
6) een brief op papier waarop het logo van [Naam bank] vermeld staat, gericht aan [rechtspersoon] te Roemenië met als onderwerp: CD-quote [bijlage proces-verbaal T02-615]
en/of
7) een papier waaruit zou moeten blijken dat de CDT geregistreerd staat in Euroclear [bijlage pro-ces-verbaal D/69]
en/of
8) een zogenaamde 'Corporate Resolution' op naam van [rechtspersoon] [bijlage proces-verbaal D/48]
en/of
- 9)
een zogenaamde 'Statutory Declaration of assets' [bijlage proces-verbaal D/51]
als waren zij (elk) echt en onvervalst, dan wel (telkens) opzettelijk een of meer zodanige geschrift(en) heeft afgeleverd of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik, bestaande dat gebruiken van voornoemde documenten uit het door verdachte en/of een of meer van zijn mededaders ter beschikking stellen (in verband met het opstarten van een trading programma althans een investeringsprogramma) aan (een) medewerker(s) van [rechtspersoon 2] te Antwerpen en/of [betrokkene 2] te Londen en/of anderen;
FEIT 2.
PRIMAIR
dat hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari 2003 in de gemeente in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt van een of meer waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven, ondermeer een Certificate of Deposit betreffende een op 14 februari 2002 gedane storting van een bedrag ad. US $ 200.000.000,- op een rekening bij de [Naam bank] te Bogota, en/of een of meer geldbedragen (van in totaal US $ 200.000.000,-) althans enig geldbedrag, terwijl hij, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovengenoemde waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
SUBSIDIAIR
dat hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari 2003 in de gemeente in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt van een of meer waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven, ondermeer een Certificate of Deposit betreffende een op 14 februari 2002 gedane storting van een bedrag ad. US $ 200.000.000,- op een rekening bij de [Naam bank] te Bogota, en/of een of meer geldbedragen (van in totaal US $ 200.000.000,-) althans enig geldbedrag, terwijl hij, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovengenoemde waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
FEIT 3.
PRIMAIR
dat hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari
2003 in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerkers van) de [Naam bank 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed (enig geldbedrag en/of een kredietlijn);
SUBSIDIAIR
dat hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari
2003 in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerkers van) de [Naam bank 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed (enig geldbedrag en/of een kredietlijn), tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededaders(s) op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari 2003, in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door informatie en/of documenten aan de medeverdachte(n) en/of (een of meer medewerkers van) de [Naam bank 2] ter beschikking te stellen en/of contact heeft opgenomen met (een of meer medewerkers van) de [Naam bank 2];
MEER SUBSIDIAIR
dat hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari
2003 in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid, hetzij door listige kunst-grepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerkers van) de [Naam bank 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed (enig geldbedrag en/of een kredietlijn), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
FEIT 4.
dat hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari
2003 in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Uithoorn en/of Amsterdam en/of Barneveld en/of Amerongen en/of Warnsveld, althans (elders) in Nederland en/of België en/of Colombia en/of Roemenië en/of het Verenigd Koninkrijk,
heeft deelgenomen (als leider) aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- -
het (herhaaldelijk) plegen van het valselijk opmaken of vervalsen, althans valselijk doen of laten opmaken of vervalsen van geschriften, te weten waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken (artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
- -
het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften, te weten waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven, als waren
die echt en onvervalst, althans het opzettelijk afleveren en/of voorhanden hebben, althans opzettelijk doen of laten afleveren en/of voorhanden hebben van valse of vervalste waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven, wetende dat of redelijkerwijze vermoedende dat deze (bovengenoemde) valse of vervalste geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik (artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
en/of
- -
het (telkens) verwerven, voorhanden hebben en/of overdragen en/of omzetten en/of gebruik maken van een of meer waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven en/of geldbedragen, wetende dat bovengenoemde waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven en/of geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf (artikel 420bis lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht)
en/of
- -
het (telkens) verwerven, voorhanden hebben en/of overdragen en/of omzetten en/of gebruik maken van een of meer waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven en/of geldbedragen, redelijkerwijs vermoedende dat bovengenoemde waardepapieren en/of stortingsbewijzen en/of overboekingsbewijzen en/of ontvangstbewijzen en/of cheques en/of brieven en/of geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf (artikel 420quater lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht)
- -
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van
een valse naam of valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van
verdichtsels, (een of meer medewerkers van) de [Naam bank 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed (enig geldbedrag en/of een kredietlijn), dan wel medeplichtigheid aan dit feit en/of een poging daartoe heeft ondernemen;
2. Voorvragen
2.1.
Geldigheid van de dagvaarding
Met betrekking tot de tenlastelegging van feit 2 overweegt de rechtbank het volgende:
De opsteller van de tenlastelegging heeft van het 'omzetten' en 'gebruik maken' geen nadere feitelijke omschrijving gegeven, hetgeen ertoe moet leiden dat de tenlastelegging in zoverre niet voldoet aan het gestelde in artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering.
Voorts is het 'verwerven' van waardepapieren, stortingsbewijzen, overboekingbewijzen, ontvangstbewijzen, cheques en/of brieven een uitvloeisel van hetgeen onder feit 1. primair reeds is tenlastegelegd en betreffen de gedragingen 'voorhanden hebben' en 'overdragen' van voornoemde papieren niets anders dan hetgeen onder feit 1 subsidiair aan verdachte ten laste is gelegd. Bezien in het licht van de tenlastelegging in haar geheel leveren de desbetreffende passages daarmee niet de door artikel 261, eerste lid Wetboek van Strafvordering vereiste duidelijkheid op.
Gelet op het vooroverwogene zal de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van het onder 2. primair en subsi-diair ten laste gelegde feit gedeeltelijk nietig verklaren.
- 2.2.
Ontvankelijkheid OM
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Aan dit standpunt heeft hij een drietal argumenten ten grondslag gelegd, één daarvan gepresenteerd in voorwaardelijke vorm, namelijk slechts voor zover het daarin tevens vervatte bewijsverweer niet zou sla-gen.
In de eerste plaats, zo stelt de raadsman, handelt het openbaar ministerie in strijd met beginselen van een goede procesorde door zijn cliënt wel en twee met name genoemde andere verdachten die in het strafdossier voorkomen - met een rechtens niet te volgen beroep op het ontbreken van rechtsmacht - niet te vervolgen.
In de tweede plaats heeft de officier van justitie, aldus de raadsman, ten onrechte geen gevolg gegeven aan de beschikking die de rechtbank op 5 november 2003 nam naar aanleiding van het zijdens de verdediging ter terechtzitting van 31 oktober 2003 gedane verzoek stukken uit het zogenaamde Sensor-onderzoek waarin één van cliënt's medeverdachten was betrokken, toe te voegen aan het dossier in de onderhavige zaak. Dit verzoek was indertijd gemotiveerd gedaan met een verwijzing naar de noodzaak de onderlinge rolverdeling tus-sen cliënt en de desbetreffende medeverdachte uit te diepen. Met erkenning van de mogelijke relevantie van zulke stukken heeft de rechtbank op 5 november 2003 bepaald dat de officier van justitie in overleg zou treden met zijn ambtgenote teneinde op dit punt conclusies te trekken en daarnaar te handelen. Door na te laten aan deze beschikking van de rechtbank gevolg te geven, is de verdachte ernstig in zijn verdediging geschaad, nu aan de hand van informeel ontvangen stukken de grote en actieve rol van de desbetreffende medeverdachte ten aanzien van het vervalsen van stukken kan blijken, aldus nog steeds de raadsman.
Tenslotte - voor zover het daarin impliciet vervatte bewijsverweer door de rechtbank niet zou worden geho-noreerd - moet aan het openbaar ministerie worden toegerekend dat het niet mogelijk is gebleken afdoende printgegevens te verkrijgen om de in het dossier van de strafzaak opgenomen verklaring van een Belgische medeverdachte, dat deze cliënt reeds in september 2002 telefonisch op de hoogte had gesteld van de valsheid van het Certificate of Deposit, te ontzenuwen. Met het oog daarop, zo stelt de raadsman, heb ik al in een vroegtijdig stadium aan de officier van justitie schriftelijk verzocht de desbetreffende printgegevens aan het dossier te doen toevoegen. Door niet reeds ambtshalve actie te ondernemen en vervolgens ook het zojuist bedoelde verzoek niet te honoreren, het aan te laten komen op de gevraagde tussenkomst van de rechtbank met het daaruit weer voortvloeiende tijdsverloop, is in strijd gehandeld met beginselen van een behoorlijke procesorde, zo luidt - zakelijk weergegeven - de conclusie van de raadsman.
Met betrekking tot het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel is de rechtbank van oordeel dat - wat er zij van het aanvankelijk door de officier van justitie gedane maar ter terechtzitting niet herhaalde beroep op het ontbreken van rechtsmacht om in andere zaken niet te vervolgen - de beslissing van de officier van justitie tot vervolging over te gaan in het algemeen niet ter beoordeling staat van de rechter. Slechts indien de vervolging in strijd is met wettelijke of verdragsbepalingen of met beginselen van een goede procesorde - waartoe het gelijkheidsbeginsel moet worden gerekend - kan sprake zijn van verval van het recht tot strafvordering en kan de rechtbank om die reden de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitspreken. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, is in de onderhavige zaak van een strijd als zojuist bedoeld, geen sprake.
Ten aanzien van het beroep op niet-ontvankelijkheid omdat de officier van justitie, in weerwil van een beschikking van de rechtbank dienaangaande, geen overleg heeft gevoerd met zijn ambtgenote is de rechtbank van opvatting dat het niet ter discretie staat van de officier van justitie om beslissingen van de rechtbank al dan niet uit te voeren.
Waar het verzoek van de verdediging was ingegeven door de wens meer zicht te krijgen op de onderlinge rolverdeling tussen verdachte en een medeverdachte en de rechtbank zich door de stukken in het dossier als-mede het onderzoek ter terechtzitting voldoende voorgelicht acht over die rolverdeling, ziet de rechtbank evenwel geen aanleiding om - nu zij in de door de officier van justitie gemaakte afweging niet een doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak kan onderkennen - het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Wel zal zij een en ander tot uitdrukking brengen bij de straftoemeting door een iets lagere straf op te leggen dan anders op haar plaats zou zijn geweest.
Aan de kwestie van de printgegevens tenslotte komt de rechtbank uit pragmatische overwegingen niet toe, nu zij de gewraakte passage uit de verklaring van de desbetreffende medeverdachte ("Ik heb toen telefonisch contact gehad met [verdachte], vlak nadat ik deze e-mail ontving. Ik heb via [betrokkene 3] en [betrokkene 4] dit e-mailbericht aan [verdachte] gegeven. [verdachte] was razend en ik heb hem moeten kalmeren aan de telefoon.") mede op grond van de gedane betwisting niet zal gebruiken voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten.
Het verweer gericht op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding - met inachtneming van het onder 2.1. opgemerkte - geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair sub 1 en 4, onder feit 2 primair en subsidiair (waar het, na gedeeltelijke nietigverklaring, nog slechts betreft verwerven, voorhanden hebben en/of overdragen van een of meer geldbedragen, althans enig geldbedrag), feit 3. primair, subsidiair en meer subsidiair en 4. ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. primair sub 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 respectievelijk 1. subsidiair sub 1 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege
FEIT 1.
PRIMAIR:
dat hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari 2003 in Nederland en België en Colombia,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een stortingsbewijs en brieven, onder meer:
- 2)
de verklaring van [Naam bank] aan [Naam bank 2] [bijlage proces-verbaal T02-493]
en
- 3)
een kasstortingsbewijs betreffende een op 14 februari 2002 door [betrokkene 1] gedane contante storting van een bedrag van US$ 200.000.000,- op een bankrekening bij de [Naam bank] te Bogota, Colombia, ten gunste van [rechtspersoon], gevestigd te Roemenië [bijlage proces-verbaal D/39]
en
5) een Letter of Affidavit (brief op papier waarop het logo van [Naam bank] vermeld staat) ge-richt aan [rechtspersoon] te Roemenië [bijlage proces-verbaal T02-230]
en
6) een brief op papier waarop het logo van [Naam bank] vermeld staat, gericht aan [rechtspersoon] te Roemenië met als onderwerp: CD-quote [bijlage proces-verbaal T02-615]
en
7) een papier Euroclear [bijlage proces-verbaal D/69]
en
8) een zogenaamde 'Corporate Resolution' op naam van [rechtspersoon] [bijlage proces-verbaal D/48]
en
9) een zogenaamde 'Statutory Declaration of assets' [bijlage proces-verbaal D/51]
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen telkens valselijk heeft opgemaakt of door anderen valselijk heeft laten opmaken, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande het valselijk opmaken hieruit
- -
met betrekking tot het document sub 2 dat deze verklaring zou zijn opgesteld en ondertekend door medewerkers van genoemde bank, en dat [rechtspersoon] cliënt zou zijn bij genoemde bank;
- -
met betrekking tot het document sub 3 dat op 14 februari 2002 een bedrag van US $ 200 miljoen zou zijn gestort en dat dit bedrag zou zijn gestort door [betrokkene 1];
- -
met betrekking tot het document sub 5 dat deze verklaring zou zijn opgesteld en ondertekend door medewerkers van genoemde bank, en dat [betrokkene 1] de legale eigenaar is van een Certificate of Deposit onder nummer 259924829 ter waarde van US $ 200 miljoen;
- -
met betrekking tot het document sub 6 dat deze verklaring zou zijn opgesteld en ondertekend door medewerkers van genoemde bank, en dat de CD een waarde (CD-quote) zou hebben van 87,1% van de nominale waarde, en dat [rechtspersoon] of [betrokkene 1] rechthebbende zou zijn met betrekking tot deze CD;
- -
met betrekking tot het document sub 7 dat uit dit document zou moeten blijken dat de CD staat geregistreerd in Euroclear;
- -
met betrekking tot document sub 8 dat deze Corporate Resolution bevoegd zou zijn afgegeven door of namens [rechtspersoon], en dat [betrokkene 2] was benoemd tot Director of Investment, en dat op dit document valselijk een op een stempel van [rechtspersoon] gelijkend stempel en een notarieel stempel is geplaatst, en dat op 22 juli 2002 een aandeelhoudersvergadering van [rechtspersoon] zou hebben plaatsgevonden;
- -
met betrekking tot document sub 9 dat deze verklaring (bevoegd) zou zijn afgegeven door of namens [rechtspersoon], en dat [rechtspersoon] in Colombia en Brazilië een bedrag van US $ 200 miljoen zou hebben verdiend in de olie- en mijnindustrie
SUBSIDIAIR
dat hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 februari 2003 in België en Roemenië en het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, te weten:
een waardepapier en een brief, onder meer
1) een Certificate of Deposit betreffende een op 14 februari 2002 gedane storting van een bedrag ad US$ 200.000.000,- op een rekening bij de [Naam bank] te Bogota [bijlage proces-verbaal D/N/01]
en
4)
een in de Spaanse taal opgesteld certificaat van echtheid [bijlage proces-verbaal D/N/17]
als waren zij elk echt en onvervalst, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders, wisten of redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik; bestaande dat gebruik van voornoemde documenten uit het door verdachte of een van zijn mededaders ter beschikking stellen (in verband met het opstarten van een trading programma althans een investeringsprogramma) aan een medewerker van [rechtspersoon 2] te Antwerpen en/of [betrokkene 2] te Londen en/of anderen
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. primair sub 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 respectievelijk 1. subsidiair sub 1 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1. primair sub 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Feit 1. subsidiair sub 1 en 4: medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als be-doeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn twee medeverdachten in wier zaken de rechtbank heden vonnis wijst, hebben elkaar gevonden in een project dat - naar zij meenden - bij welslagen veel geld zou genereren. Deze gemeenschappelijke doelstelling verhinderde daarbij niet dat betrokkenen hun eigen beweegredenen hadden - en behielden - een bijdrage te leveren aan de diverse strafbare handelingen die daarvoor nodig geacht werden. Ten aanzien van
verdachte geldt dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het valselijk (laten) opmaken van verscheidene documenten alsmede aan het gebruik maken van valselijk opgemaakte andere documenten.
Centraal daarbij staat een valselijk opgemaakt Certificate of Deposit met een nominale waarde van 200 miljoen US dollar, dat had moeten dienen als grondslag voor een investeringsprogramma, waarmee - naar verdachte en zijn medeverdachten veronderstelden - hoge rendementen behaald konden worden als gevolg waarvan ook verdachte zelf aanzienlijke bedragen aan commissie zou opstrijken.
Verdachte - buiten het reguliere circuit op zoek naar te investeren fondsen - is al zoekende in contact gebracht met een medeverdachte die stukken kon leveren ten bewijze van onderliggende fondsen. Zelf heeft hij de concepten geschreven voor documenten die nodig werden geacht om een dergelijk stuk met kans op suc-ces bij een bank geplaatst te krijgen teneinde daarop een investeringsprogramma te baseren. Die concepten werden vervolgens doorgestuurd naar Colombia, alwaar de benodigde documenten valselijk werden opge-maakt. Verdachte heeft het valse Certificate of Deposit tevergeefs aangeboden aan een bank in Roemenië en vervolgens door tussenkomst van een medeverdachte contact gelegd met het bedrijf [rechtspersoon 2] te België teneinde langs die weg het Certificate of Deposit (CDT) te gelde te maken. Om de voortgang van de plaatsing van het CDT ten behoeve van een investeringsprogramma te bespoedigen, heeft verdachte zelf een 'Corporate Resolution' en een 'Statutory Declaration of Assets' valselijk opgemaakt.
Met zijn handelwijze heeft verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk- en financieel verkeer in de juistheid van documenten moet kunnen worden gesteld, in ernstige mate geschaad. Bovendien was met het ondernomen traject een gigantisch bedrag gemoeid en bepaald niet uitgesloten kan worden dat aanzienlijk nadeel voor zekere betrokkenen had kunnen ontstaan indien het investeringsprogramma doorgang had gevonden.
Verdachte was - naar eigen zeggen - buiten de reguliere financiële markt op zoek naar fondsen ten behoeve van investeringen in onder meer de infrastructuur in Centraal- en Oost-Europa. Wat daarvan ook moge zijn, verdachte heeft nagelaten conclusies te trekken uit en consequenties te verbinden aan de evidente valsheid van de diverse stukken die in dat verband werden geproduceerd. Dit gegeven in samenhang bezien met de astronomische hoogte van het bedrag aan beschikbare fondsen en met het land waar die zich zouden bevinden (Colombia), en met de omstandigheid dat juist verdachte daarnaast actief een bijdrage heeft geleverd die stukken als geloofwaardig onderpand op de markt te krijgen, doet nogal afbreuk aan het door verdachte geschetste beeld dat hij slechts één doel voor ogen had, te weten het bieden van daadkrachtige hulp aan Centraal- en Oosteuropese staten.
Een en ander neemt niet weg, dat de rechtbank aannemelijk acht dat verdachte niet slechts uit winstbejag handelde, maar daarnaast beoogde investeringen te bewerkstelligen in projecten in diverse Centraal- en Oost-europese landen om deze landen een economische impuls te geven. Daarmee houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf ten voordele van verdachte rekening, evenals met het feit dat hij nooit eerder met justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van de feiten 2. primair en subsidiair gedeeltelijk nietig en spreekt verdachte van het resterende deel vrij.
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 1 primair sub 1 en 4, 3. primair, subsidiair, meer subsidiair en 4. ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. primair sub 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 respectievelijk 1. subsidiair sub 1 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VEERTIEN MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Verpalen, voorzitter,
mrs. Ruijpers en Van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. De Vries en Berben,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2004.
Mr de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen