RAV 2022/56
Verjaring. Is voor het aanvangen van de verjaringstermijn voldoende dat de vrouw bekend had kunnen of moeten zijn met de schade?
HR 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:627
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 april 2022
- Magistraten
Mrs. H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, G.C. Makkink
- Zaaknummer
20/03279
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS655445:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:627, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:909, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 24‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑11‑2020
- Wetingang
Art. 3:310 lid 1 BW
Essentie
Rechtsvordering tot vergoeding van schade. Verjaring. Aanvangsmoment korte verjaringstermijn.
Is voor het aanvangen van de verjaringstermijn voldoende dat de vrouw bekend had kunnen of moeten zijn met de schade?
Samenvatting
Een vrouw vordert in januari 2014 een verklaring voor recht en vergoeding van schade omdat haar ex-man onrechtmatig jegens haar gehandeld zou hebben door haar onvoldoende te hebben voorgelicht over goodwillaanspraken die op grond van het echtscheidingsconvenant deels aan de vrouw uitgekeerd dienden te worden.
Volgens de rechtbank en het hof had de vrouw uit de betreffende brief van 12 juni 2008 redelijkerwijs kunnen of moeten begrijpen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.