Hof 's-Gravenhage, 12-05-2006, nr. 04/1601
ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8678
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
12-05-2006
- Zaaknummer
04/1601
- LJN
AX8678
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8678, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 12‑05‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BB7037, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BB7037
Uitspraak 12‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Contractspartijen. Beheersovereenkomst of (deels) huur.
Partij(en)
Uitspraak: 12 mei 2006
Rolnummer: 04/1601
Zaaknummer rechtbank: 215116/HA ZA 04-445 (DH)
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
1. "UNION" STICHTING VOOR MAATSCHAPPELIJK ADVIES EN INFORMATIE TE 's-GRAVENHAGE EN OMSTREKEN,
2. STICHTING JONGERENHUISVESTING UNION,
beide gevestigd te 's-Gravenhage,
appellanten,
hierna respectievelijk te noemen: St. Union en JHU,
procureur: mr. P.S. Kamminga.
tegen
STICHTING VESTIA GROEP,
statutair gevestigd te Rotterdam,
kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
h.o.d.n. Vestia Den Haag Scheveningen
geïntimeerde,
hierna te noemen: Vestia,
procureur: mr. R. de Mooij,
Het geding (vervolg)
Na het op 8 april 2005 gewezen arrest in het incident hebben St. Union en JHU bij me-morie van grieven (met producties) dertien grieven tegen het vonnis van de recht-bank aangevoerd, die door Vestia bij memorie van antwoord zijn bestreden. Tot slot hebben partijen de stukken over-gelegd en arrest (in de hoofdzaak) ge-vraagd.
De beoordeling (vervolg)
- 1.
Het hof gaat uit van de feiten zoals deze in het vonnis van de rechtbank sub 1.1. t/m 1.10. zijn vermeld, nu daartegen niet is gegriefd of anderszins is opgekomen.
- 2.
Het gaat, kort gezegd, om het volgende.
- 2.1.
Tussen de gemeente ’s-Gravenhage, als opdrachtgever (hierna: de gemeente), en de vereniging “Union”, Vereniging voor Maatschappelijk Advies en Informatie te ’s-Gravenhage en Omstreken (hierna: Vereniging Union), als beheerder, is een schrif--telijke ‘Beheersovereenkomst’ gesloten (hierna: de beheersovereenkomst).
In de beheersovereenkomst is onder meer bepaald dat de gemeente met ingang van 1 oktober 1985 ‘het beheer van veertig zelfstandige woonruimten (40 HAT-eenheden met zelfstandige voorzieningen) aan de Van Weede van Dijkveldstraat 2 tot en met 24a’ te ’s-Gravenhage (hierna ook: het complex) geeft aan ‘beheerder, die van op-drachtgeefster in beheer aanneemt’.
De beheerovereenkomst bevat voorts onder meer de navolgende bepalingen:
"Artikel 3
- -
-----------
Onder beheer wordt verstaan:
- a.
het in goede staat van onderhoud houden van het beheerde opdat dit volgens zijn be-stem-ming kan worden gebruikt;
- b.
het verhuren ervan en het innen van door de huurders verschuldigde gelden;
- c.
het doen van voor het beheer noodzakelijke uitgaven;
- d.
het verrichten van alle met het voorgaande verbonden feitelijk en rechtshandelingen; dit alle onder voorwaarden zoals vermeld in de volgende artikelen van deze overeenkomst en Algemene Voorwaarden;
Artikel 4
- -
----------
De beheerder is verplicht:
- a.
het beheer te voeren zoals een goed beheerder betaamt;
- b.
zich te houden aan aanwijzingen van opdrachtgeefster ter zake van het beheer;
- c.
opdrachtgeefster mondeling op de hoogte te brengen, desgevraagd schriftelijk, van alle feiten en omstandigheden welke voor opdrachtgeefster van belang zijn;
- d.
opdrachtgeefster maandelijks een overzicht te doen toekomen van de leegstand voor zover deze langer duurt dan een maand en de huurachterstanden, gespecificeerd per wo-ning, met inachtneming van het bepaalde inde artikelen 9 en 13 van de Algemene Voorwaar-den (A.V.).
(…)
Artikel 5
- -
----------
- a.
De beheerder sluit, met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid, op eigen naam huurcontracten die betrekking hebben op de woningen en het complex en verricht alle feite-lij-ke en rechtshandelingen die daaraan verbonden zijn of kunnen zijn; hieronder zijn begrepen alle feitelijke en rechtshandelingen ter inning van de huur;
(…)
Artikel 7
- -
----------
De beheerder zal maandelijks de overeengekomen netto-huurgelden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 onder B van dit contract jo. ? artikel 13 van de Algemene Voorwaar-den, voor de 5e van de daaropvolgende maand storten op de rekening van opdrachtgeefster.
Artikel 8
- -
-----------
- A.
De beheerder ontvangt van opdrachtgeefster een vergoeding van ƒ 90,00 per jaar per wo-ning (prijs per 1 juli 1985) voor het administratieve beheer doordat opdrachtgeefster afstand doet van de inning van het in de netto huur begrepen bestanddeel beheerskosten ten behoe-ve van beheerder (…)
- B.
De exploitatie van de woningen berust bij opdrachtgeefster met dien verstande dat de risi-co's van leegstand, niet-verhaalbare incasso- en gerechtelijke kosten in beginsel door haar worden gedragen met uitzondering van de door de beheerder niet ontvangen service-kosten.
- C.
Afrekening van de onder A genoemde vergoedingen (en) en de onder B genoemde kosten vindt na afloop van ieder kalenderkwartaal plaats.
(…)
Artikel 10
- -
-----------
De opdrachtgeefster verstrekt tijdig schriftelijk gegevens omtrent de door de huurders te beta-len - huur (uitgesplitst per woning) of zodanige gegevens dat daaruit de huur kan worden vast-gesteld."
De hierboven bedoelde Algemene Voorwaarden bevatten onder meer de navolgen-de bepalingen:
"3.
Tot de taak van de beheerder behoort mede het onderhouden van de noodzakelijke con-tacten met de huurders, het behandelen en voor afhandeling zorgdragen van klachten en ver--zoeken van huurders.
(…)
- 7.
De huurcontracten dienen schriftelijk te worden opgemaakt en ondertekend in tweevoud, waarbij een exemplaar bij de beheerder blijft en op een schriftelijk verzoek van de opdracht-geefster aan haar ter inzage dient te worden gegeven.
(…)
9. De beheerder zal ten aanzien van leegkomende wooneenheden de benodigde activiteiten ontwikkelen om tot een zo spoedig mogelijke verhuring te komen. Bij een leegstand die twee maanden of langer voortduurt is opdrachtgeefster gerechtigd kandidaten aan te wijzen aan wie de leegstaande wooneenheden worden verhuurd.
Het in de voorgaande volzinnen bepaalde laat het gestelde in artikel 5 onder B van het con-tract onverlet.
(…)
13. De beheerder draagt zorg voor stipte inning van de huurpenningen. Bij nalatigheid komt de daaruit voortvloeiende schade (bijvoorbeeld oninbare huren) voor zijn rekening.
(…)
15. De beheerder zal de van de huurders ontvangen waarborgsommen, indien overeengeko-men, na ontvangst beheren."
- 2.2.
In de brief van Woningbedrijf Scheveningen (de Gemeente) aan Vereniging Uni-on van 28 mei 1991 is onder meer als volgt vermeld:
"Hierbij wil ik de conclusies uit ons gesprek van 23 mei j.l. bevestigen.
1.
Uw nota m.b.t. beheerskosten en kosten huurderving.
De reeds gestuurde declaratie komt te vervallen en uw administratie zal mij een nieuwe toe-zen-den, met daarin de volgende aanpassing.
Het zal een declaratie betreffen van de beheerkosten van de Van Weede van Dijkveldstraat (…) over de periode januari t/m juni 1991.
M.b.t. de huurderving van de Van Weede van Dijkveldstraat hebben we de volgende afspraak gemaakt.
De huurderving over de periode juli 1990 t/m juni 1991 zal voor 50% voor onze rekening komen.
Dit omdat er uwerzijds verzuimd is deze zaak aan te kaarten bij de huurcommissie en het onzerzijds niet is gelukt de werkzaamheden snel uit te voeren.
2.
Huurverhoging 1991
Deze wordt door ons aan u op de normale manier aangezegd.
Gelet op de uitspraak van de voorzitter van de huurcommissie is het zaak dat u eventuele bezwaarschriften in behandeling geeft bij de huurcommissie.
Wij zullen daarna conform de uitspraak van de huurcommissie handelen.
(…)
4.
Beheerkosten
Om onduidelijkheid te voorkomen, worden de door u te declareer-beheerkosten vastgesteld op ƒ 92,50 per eenheid per jaar.
Dit geldt voor het lopende contract (…)
- U.
dient per kwartaal een declaratie in."
- 2.3.
Woningbedrijf Scheveningen (de gemeente) heeft in haar aan "Stichting Union" geadresseerde brief van 27 mei 1992 onder meer als volgt vermeld:
"Hierbij deel ik u de nieuwe huurprijs mee voor het perceel v. Weede van Dijkveldstraat 2-24A in verband met de jaarlijkse huurverhogingen per 1 juli 1992, groot 5,5%:
Huur oud Huur nieuw
Netto huur 12.892,84 13.601,95
Glasfonds 78,00 82,00
Totaal 12.970,84 13.683,95
Een specificatie doe ik u hierbij toekomen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben ingelicht."
Stichting Woningbedrijf (zie hierna sub 2.4.) heeft aan Union vergelijkbare brieven, met daarbij een specificatie per woning, gezonden in de maand mei van de jaren 1993, 1994, 1995, 1997 en 1998.
- 2.4.
Stichting Woningbedrijf Den Haag is opgericht in het kader van de verzelf-stan-diging van het Gemeentelijk Woningbedrijf (onderdeel van de gemeente). Vervolgens heb-ben de gemeente en (de bestuurder van) Stichting Woningbedrijf Den Haag (hierna: Stich-ting Woningbedrijf) als erfpachter in een notariële akte ‘Uit-gifte in erfpacht (…)’ van 1 december 1992 , onder meer verklaard - zakelijk weer-ge-geven - dat de ge-meen-te en de erfpachter zijn overeengekomen om rechten van erf-pacht te ves-ti-gen (akte, onder A, artikel 1) en dat de gemeente ‘thans bij deze in erf-pacht’ uit-geeft aan de erfpachter ‘die bij deze in erfpacht aanvaardt de registergoe-de-ren zoals in artikel 4 zijn vermeld’ (akte, onder A, artikel 2). In de akte onder A, ar-tikel 4 lid 5 is vermeld: ‘Van Weede van Dijkveldstraat 2 tot en met 24A (even num-mers) (…)’.
- 2.5.
JHU is - door Vereniging Union - opgericht bij notariële akte ‘Oprichting exploita-tie stichting’ van 10 de-cem----ber 1992. Volgens de in de akte van 10 december 1992 vermelde statuten heeft JHU ten doel ‘het stichten, exploiteren en in stand houden van woonhuizen, waarin kamers worden verhuurd aan jongeren.’
- 2.6.
Vereniging Union is bij notariële akte ‘Omzetting vereniging in stichting’ van 18 ju--ni 1993 omgezet in de stichting “Union”, Stichting voor Maatschappelijk Advies en Informatie te ’s-Gravenhage en Omstreken (appellante sub 1).
- 2.7.
Stichting Woningbedrijf is in 1999 gefuseerd met een aantal woningbouwvereni-gin-gen, hetgeen heeft geleid tot Vestia.
- 2.8.
Vestia heeft jaarlijks aan Union een "voorstel tot aanpassing van de huurprijs" toegezonden, waarop is vermeld "Nr. verhuureenheid" alsmede onder meer de na-volgende tekst:
"Geachte huurder/huurster,
Hierbij stellen wij u een verhoging van de kale huurprijs voor van de woonruimte V W V Dyk-veldstr 2 24 a te Den Haag, met … (..%) per maand m.i.v. …. De aanpassing van de bruto huur zal … per maand bedragen.
OUD NIEUW
Kale huurprijs …. …..
…."
Onderaan de brief is een tekstblok opgenomen waarin, kort gezegd, wordt medege-deeld dat en hoe bezwaar bij de huurcommissie kan worden ingediend en (in 2000) ook dat "geen rekening is gehouden met de eventueel door u aangevraagde of aan te vragen huursubsidie".
Een dergelijke brief is ook aan Union gezonden door het Woningbedrijf in mei 1996.
- 2.9.
Bij brief van 28 november 2002 heeft Vestia onder meer het volgende aan JHU bericht:
"Vestia (…) heeft enige tijd geleden de strategische beslissing genomen om zich te gaan pro-fileren als jongerenhuisvester. (…)
De beslissing (…) heeft tot gevolg dat wij alle activiteiten op het gebied van jonge-ren-huis-ves-ting zelf zullen gaan doen. (…) In concreto betekent dit voor Union dat wij de com-plexen aan (…) en de Van Weede van Dijkveldstraat 2 t/m 24 in beheer zullen terugnemen. Met inacht-ne--ming van de afgesproken opzegtermijn van 6 maanden zal dit met ingang van 1 juni 2003 plaatsvinden."
- 2.10.
JHU heeft bij brief van 1 april 2003 aan Vestia bericht, zakelijk weergegeven, dat ‘de beheersovereenkomst’ alle kenmerken heeft van een huurovereenkomst, dat een huurovereenkomst niet eenzijdig ontbonden kan worden en dat zij niet akkoord gaat met ‘het voorstel’ van Vestia.
- 2.11.
Op 23 april 2003 heeft een bespreking plaatsgehad tussen Vestia en (de heer Tak van) JHU en/of Stichting Union.
- 2.12.
Bij brief van 29 september 2003 heeft Vestia aan (de heer Tak van) JHU be-richt, voor zover van belang:
"Met betrekking tot de Van Weede van Dijkveldstraat hebben we toen [op 23 april 2003; hof.] afgesproken de overdracht [van het beheer van het complex aan Vestia; hof] uit te stellen tot eind september/begin oktober. (…)
Wij streven ernaar uiterlijk 1 november de overdracht te laten plaatsvinden."
- 2.13.
Union heeft ieder kwartaal - tot laatstelijk 1 oktober 2003 over het derde kwar-taal van dat jaar - aan Vestia facturen gezonden waarop bovenaan is vermeld "De-cla-ratie beheerkosten Stichting Jongerenhuisvesting Union" en daaronder "Betreffen-de … Van Weede van Dijkveldstraat 2 t/m 24".
- 2.14.
Vestia heeft in kort geding bij de president van de rechtbank 's-Gravenhage ge-vor-derd JHU en Stichting Union te veroordelen tot afgifte aan Vestia van de volledige administra-tie met betrekking tot het complex, op straffe van een dwangsom, om alle huurders van het complex schriftelijk te informeren dat zij niet meer als beheerder op--treedt, op straffe van een dwangsom, en om aan Vestia te voldoen alle bedragen die zij ten behoeve van Vestia onder zich houdt.
De president heeft de zaken ge-voegd behandeld. Bij vonnis van 28 november 2003 gewezen tussen Vestia, als eiseres, en JHU, als gedaagde, is Vestia niet ontvan-ke-lijk verklaard in haar vordering en bij vonnis gewezen tussen Vestia, als eiseres, en Stichting Union, als gedaagde, is de door Vestia gevraagde voorziening geweigerd. Vestia is in hoger beroep geko-men van dit vonnis.
- 2.15.
In deze (bodem)zaak (dagvaarding van 14 januari 2004) vorderde Vestia bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- I.
te verklaren voor recht dat:
- a.
de overeenkomst tussen partijen gekwalificeerd dient te worden als een beheersovereenkomst;
- b.
de beheersovereenkomst tussen partijen op 1 juni 2003 is geëindigd;
- II.
Union en JHU te veroordelen:
- a.
binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan Vestia af te geven de volledige administratie betrekking hebbend op het complex in de Van Weede van Dijkveldstraat, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,- voor iedere dag dat Union en JHU nalatig blijven om aan dat vonnis te voldoen;
- b.
binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis alle huurders van de woningen in het complex schriftelijk te informeren dat Union en JHU niet meer als beheerder optreden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,- voor iedere dag dat Union en JHU nalatig blijven om aan dat vonnis te voldoen;
- c.
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Vestia te voldoen alle bedragen die Union en JHU ten behoeve van Vestia onder zich houden;
- d.
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de schade te vergoeden als bedoeld sub 25 van de inleidende dagvaarding, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- e.
in de kosten van dit geding.
- 2.16.
Bij vonnis van 20 oktober 2004 heeft de rechtbank (zakelijk weergegeven):
ten aanzien van St. Union:
!. voor recht verklaard dat de tussen Vestia en St. Union gesloten gemengde overeenkomst door opzegging met ingang van 1 december 2003 is geëindigd;
ten aanzien van St. Union en JHU:
- II.
St. Union en JHU veroordeeld om binnen tien werkdagen na betekening van dat vonnis aan Vestia af te geven de volledige administratie met betrekking tot het complex aan de Van Weede van Dijkveldstraat 2-24a te 's-Gravenhage;
- III.
St. Union en JHU veroordeeld om binnen tien werkdagen na betekening van dat vonnis alle huurders van de woningen in het complex aan de Van Weede van Dijkveldstraat 2-24a te Den Haag schriftelijk te informeren dat Stichting Union en JHU niet meer als (feitelijk) beheerders optreden;
- IV.
bepaald dat St.Union en JHU vanaf tien werkdagen na betekening van dat vonnis, voor het geval zij in strijd met de hiervoor onder II en III vermelde ver-oordelingen handelen, voor iedere dag - een gedeelte van een dag voor een hele dag te rekenen - dat zij nalaten aan de veroordelingen gevolg te geven, een dwangsom verbeuren ter hoogte van EUR 500,- per dag met een maxi-mum van EUR 10.000,- in totaal;
- V.
de proceskosten gecompenseerd;
- VI.
het meer of anders gevorderde afgewezen.
- 3.
Met de grieven wordt door St. Union en JHU beoogd het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen, behoudens voor zover daarin de vorderingen van Vestia zijn afgewezen (de primaire grondslag alsmede de hierboven sub 2.15. vermelde vor-deringen II.c. en II.d.). Het hof over-weegt met betrekking tot de onderwerpen die partijen verdeeld houden (in essentie: met welke rechtspersoon heeft Vestia de rechtsver-hou-ding die zij met haar brief van 28 november 2002 heeft opgezegd, en hoe is deze rechtsverhouding te duiden) als volgt.
- 4.
Gelet op hetgeen hierboven bij de vermelding van de partij-gegevens ten aanzien van Vestia is vermeld, hebben St. Union en JHU geen rechtens relevant belang bij be--handeling van hun klacht ter zake van de in het vonnis van de rechtbank vermelde vestigingsplaats van Vestia.
- 5.
Ten aanzien van de - tussen de gemeente en Vereniging Union gesloten - be-heers-overeenkomst heeft naar het oordeel van het hof geen contracts-over-neming in de zin van het (sedert 1 januari 1992 toepasselijke) artikel 6:159 BW plaatsge-von-den, dit in verband met het navolgende.
Voor contractsoverneming in voormelde zin is een akte vereist.
St. Union en JHU hebben betwist dat - in de re-la-tie tussen de gemeente en Stichting Woningbedrijf (uit welke stichting Vestia is voorgekomen; zie hierboven sub 2.7.) - spra-ke is van een zodanige akte. Van de zijde van Vestia is daar-op onvoldoende ge-steld om tot het bestaan van een zodanige akte te con-clu-deren. De akte tot uitgifte van erfpacht van het betreffende onroerend goed is daar-toe niet toereikend. Het hof houdt het er daarom voor dat een dergelijke akte ontbreekt.
St. Union en JHU hebben niet gesteld, laat staan onder-bouwd, dat in de relatie tus-sen hen bei-den spra-ke is van een zodanig akte. Nu daarvan is evenmin anders-zins gebleken, moet het hiervoor worden gehouden dat ook in die relatie een dergelijke akte ontbreekt.
- 6.
Volgens St. Union en JHU (zie conclusie van antwoord sub 30.) gold na de uitgifte in erfpacht per 1 december 1992 tussen Stichting Woningbedrijf en (de per 10 de-cem-ber 1992 opgerichte) JHU stilzwijgend een rechts-verhouding overeenkomstig zo-als deze laatstelijk voordien had gegolden tus-sen de oorspronkelijke contractspar-tijen bij de beheersovereenkomst. Het hof over-weegt dienaangaande als volgt.
- 6.1.
Vestia heeft niet weersproken dat het bovenstaande het geval was aan de zijde van Stichting Wo-ning-bedrijf.
- 6.2.
Vestia heeft wel weersproken dat dit het geval was ten aanzien van JHU. Zij heeft daartoe aan-gevoerd dat zij tot kort na het uitbrengen van de KG-dagvaarding aan JHU (eind 2003) steeds JHU als haar contractspartij heeft beschouwd, doch dat zij door JHU op het verkeerde been is gezet doordat op haar briefpapier een Kamer van Koop-handelnummer was vermeld dat bleek te behoren bij St. Union (zijnde de rechts---opvolgster van Vereniging Union). Dit laatste - dat op zich niet is weersproken - staat er volgens Vestia aan in de weg om aan te nemen dat JHU (en niet St. Union) als wederpartij van de Stichting Woningbedrijf heeft te gelden.
- 6.3.
Vestia heeft niet gesteld dat zij c.q. Stichting Woningbedrijf op enig moment vóór het uitbrengen van de KG-dagvaarding heeft onderzocht of JHU de rechtsop-volgster van de Vereni-ging Union was. Naar het oordeel van het hof heeft Vestia daarom on-voldoende onderbouwd dat zij c.q. Stichting Woningbedrijf door voormelde onjuiste vermelding op het briefpapier van JHU op het verkeerde been is gezet.
- 6.4.
Onweersproken is dat Vestia steeds met JHU heeft gecorrespondeerd, dat Ves-tia steeds van JHU de no-ta's voor de beheersvergoeding ontving en deze ook heeft voldaan op de rekening van JHU, en Vestia haar wens om tot beëindiging van de re-latie te komen (alleen) aan JHU heeft gericht en nadien ook de opzegging (al-leen) aan JHU heeft geadresseerd. Voorts is gesteld noch gebleken dat een en ander ten aanzien van Stichting Woningbedrjif anders was.
- 6.5.
Het boventaande leidt tot het oordeel dat Vestia de hierboven sub 6. vermelde stelling van St. Union en JHU onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, zodat het hof van de juistheid daarvan zal uitgaan.
- 7.
Dan moet vervolgens worden vastgesteld wat de inhoud was van de relatie tussen de gemeente en Vereniging Union op het moment direct voorafgaand aan het hier-bo-ven sub 6. be-doel-de voortzetten daarvan door Stichting Woningbedrijf en JHU. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
- 7.1.
Volgens Vestia werd voormelde relatie nog steeds en uitsluitend (feitelijk) be-heerst door de inhoud van de beheersovereenkomst (zie hierboven sub 2.1.).
- 7.2.
Volgens St. Union en JHU (die hierna tesamen in enkelvoud ook worden aange-duid als Union) hebben de oorspronkelijke contractspartijen reeds kort na totstand-ko-ming van de be-heersovereenkomst afgesproken - in afwijking van het bepaalde bij art. 7 en 8 B en C in de beheersovereenkomst - dat in plaats van de ver-plich-ting de ont-vangen netto huuropbrengsten af te dragen aan het Woningbedrijf (met risico van leegstand en niet-inning bij het Woningbedrijf), de verplichting kwam, om huur te be-ta-len aan het Woning-be-drijf op het niveau van het totaalbedrag van de overeenge-ko-men netto huurgel-den, jaarlijks te verhogen, voor het eerst per 1 juli 1991 ingaande, waarmee het risi-co niet meer lag bij het Woningbedrijf doch bij Vereniging Union. Daarnaast bleven de andere verplichtingen, waaronder de beheersvergoeding (arti-kel 8A), bestaan. Ter onder-bou-wing daarvan heeft Union verwezen naar de hierbo-ven sub 2.3. bedoelde brief van 28 mei 1991.
- 7.3.
Na de betwisting door Vestia dat de voormelde afwijkende afspraken zijn ge-maakt, heeft Union haar betreffende stelling op geen enkele wijze nader ge-con-cre-tiseerd of onderbouwd, hoewel dat wel op haar weg lag. Naar het oordeel van het hof kan uit voormelde brief van 28 mei 1991 slechts worden afgeleid dat partijen een 50/50 verdeling van de huurderving over de daarin vermelde periode als gevolg van de daarin con-creet vermelde omstandigheden zijn overeengekomen, doch kan daar-uit niet ook worden gelezen dat partijen (structureel) van de be-heers--overeen-komst afwijkende afspraken hebben gemaakt. Het hof gaat daarom aan voormelde stelling van Union als zijnde onvoldoende onderbouwd voorbij. Aan bewijslevering komt het hof derhalve niet toe.
- 7.4.
Naar het oordeel van het hof heeft Union voorts onvoldoende (concreet) onder-bouwd dat de beheersovereenkomst anders is uitgevoerd dan daarin is voorzien. Uit voormelde brief van 23 mei 1991 blijkt dat Union aan de gemeente een nota voor huur--derving heeft gezonden, hetgeen spoort met het in de beheersovereenkomst ter zake op de gemeente gelegde huurdervingsrisico. De hierboven sub 2.3. bedoelde brief met de daarbij gevoegde specificatie spoort met de in artikel 10 van de be-heers--overeenkomst voorziene mededeling. De enkele (door Vestia betwiste) stelling dat Union sedertdien feitelijk het huurdervingsrisico zou hebben gedragen, welke stel-ling bovendien op geen enkele wijze door Union is geconcretiseerd of onder-bouwd, is on--voldoende om te oordelen dat de inhoud van de beheersovereenkomst niet langer (feitelijk) tus-sen partijen heeft gegolden. Daarvoor is op zijn minst vereist dat dit ook voor Stich-ting Woningbedrijf c.q. Vestia kenbaar was, en daaromtrent is niets gesteld of geble-ken. Ook hetgeen van de zijde van Union anderszins is aange-voerd leidt niet tot het oordeel dat de uitvoering van de beheersovereenkomst af-week van hetgeen daarin was voorzien.
- 7.5.
De conclusie uit het voorgaande is dat - tot het moment waarop Vestia is ont-staan (1999) - tussen de betrokken partijen nog steeds een (feitelijk) door de be-heers-overeenkomst beheerste relatie aanwezig was.
- 8.
Dan moet vervolgens worden beoordeeld of nadien wijzi-ging in de bestaande situatie is ontstaan. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
- 8.1.
Union heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij huurder en niet langer be-heerder van het complex is geworden tevens gewezen op de wijze waarop Vestia de nieuwe huurbedragen aan haar heeft opgegeven (één totaalbedrag dat niet per wo-ning is gesplitst), alsmede de door Vestia gebruikte bewoordingen in de aan haar toegezonden mede-de-lingen en acceptgiro's (huurder/huur); zie hierboven sub 2.8.
- 8.2.
In artikel 10 van de beheersovereenkomst is niet bepaald dat er per woning dient te worden gespecificeerd. Voldoende is dat er door Vestia zodanige gegevens worden ver-strekt dat Union in staat is om de huurders de juiste bedragen in rekening te bren-gen. Naar het oordeel van het hof kan - in dat licht bezien - uit het feit dat een specificatie per woning vanaf 1999 ontbreekt en/of dat de bedragen door Vestia als "huur" worden aangeduid, niet worden afgeleid dat wijzing in de relatie is gekomen.
- 8.3.
Nu Union (tot en met september 2003) de in de beheersovereenkomst voor-zie-ne be-heers-vergoeding bij Vestia in rekening is blijven brengen, kan niet worden aan-vaard dat Union uit de - duidelijk gestandaardiseerde - mededelingen waarmee de nieuwe huurprijzen werden opgegeven mocht afleiden dat wijziging in de re-la-tie tus-sen partijen was gekomen. Daarbij heeft het hof hetgeen hierboven sub 7.4. is over-wo--gen (muta-tis mutandis) mede in aanmerking genomen.
- 8.4.
Dat Union na het derde kwartaal 2003 geen beheersvergoeding in reke-ning meer heeft gebracht kan in het voorgaande geen wijziging brengen. Immers, Vestia had toen reeds opgezegd en er was reeds sprake van het conflict ter zake daarvan.
- 8.5.
De conclusie uit het bovenstaande is dat ook na het ontstaan van Vestia geen wijziging in de relatie tussen Vestia en JHU is gekomen ten opzichte van hetgeen in de beheersovereen-komst is voorzien.
- 9.
Naar het oordeel van het hof is de relatie tussen Vestia en JHU een "echte" be-heersovereenkomst en kan dit niet (mede) als huur worden aangemerkt. JHU heeft derhalve niet (mede) de positie van huurster verkregen. Dat brengt mee dat de op-zegging van Vestia aan JHU op zich rechtsgeldig is. Het oordeel van de rechtbank, inhoudende dat daarbij een termijn van een jaar had moeten worden in acht geno-men en dat de opzegging daarom wordt geconverteerd in één met ingang van 1 de-cember 2003, is als zodanig niet in geschil en het hof neemt dit oordeel dan ook over en maakt dit tot de zijne.
- 10.
Ter vermijding van misverstand wijst het hof er op dat in de relatie tussen (in-mid-dels) JHU en degenen aan wie in het kader van de beheersovereenkomst wo-ningen in het complex zijn verhuurd, blijkens de inhoud van de beheers-over-eenkomst spra-ke is van middellijke vertegenwoordiging van (inmiddels) Vestia door (inmiddels) JHU. Van belang daarbij zijn onder meer de bepalingen van ter zake van lastgeving (zie ar-tikel 7:400 e.v. BW).
- 11.
Het bovenstaande leidt tot het volgende.
- 11.1.
De door de rechtbank uitgesproken verklaring voor recht jegens St. Union alsnog zal alsnog worden afgewezen.
- 11.2.
Nu niet is gesteld dat Vestia - gelet op de feitelijk sedert 1992 door JHU van St. Union overgenomen en voortgezette activiteiten ten aan zien van het complex - nog enig belang heeft bij de gevraagde veroordelingen van St. Union zoals in het vonnis van de rechtbank vermeld, zullen ook die alsnog worden afgewezen.
- 11.3.
Bij voormelde uitkomst past het om Vestia ten aanzien van St. Union te ver-oordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep. Daarbij zal het hof die kosten vaststellen op de helft van bedragen volgens het liquidatieta-rief, aangezien St. Union en JHU dezelfde procureur hadden/hebben en hun stand-punt steeds in één conclusie hebben verwoord.
- 11.4.
Blijkens de inhoud van de memorie van antwoord, mede gelet op de vermel-ding van de partijen (appellant/geïntimeerde) en de conclusie (bevestiging van het von--nis van de rechtbank), heeft Vestia (slechts) in het kader van de devolutieve wer-king van het appel aandacht gevraagd voor haar door de rechtbank verworpen stel-lingen en heeft zij niet ook van haar kant incidenteel appel ingesteld. Die stellingen zijn in het voorgaande betrokken voor zover deze de wederpartij van Vestia en de aard van de rechtsverhouding betreffen. De devolutieve werking gaat niet zover dat de in het vonnis (via "wijst af het meer of anders gevorder-de") afgewezen vorde-rin-gen (verklaring voor recht ten aanzien van JHU en de hierboven sub 2.15. bedoelde vorderingen sub II.c. en II.d.) alsnog opnieuw worden beoordeeld. Daartoe is inci-den-teel appèl noodzake-lijk.
- 11.5.
De door de rechtbank toegewezen vorderingen jegens JHU, alsmede de be-slis--sing ten aanzien van de proceskosten in eerste aanleg (compensatie), zullen - on-der wijzing van gronden als voormeld - worden bekrachtigd.
- 11.6.
Bij voormelde uitkomst past het om JHU als de - jegens Vestia - in overwe-gen-de mate in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van het hoger be-roep, met inachtneming van hetgeen hierboven in de laatste zin van 11.3. is overwo-gen.
- 11.7.
De grieven slagen in zoverre en het vonnis van de rechtbank kan in zoverre niet in stand blijven. Uit praktische overwegingen zal het vonnis in zijn geheel wor-den vernietigd, zodat het dictum in zijn geheel opnieuw zal worden geformuleerd.
De beslissing
Het hof:
- -
vernietigt het vonnis van de rechtbank van 20 oktober 2004, gewezen tussen partijen;
en opnieuw rechtdoende:
ten aanzien van St. Union
- I.
wijst de vorderingen af;
- II.
veroordeelt Vestia is de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger be-roep, tot op deze uitspraak aan de zijde van St. Union begroot op respectie-ve-lijk € 120,50 (= 50% van € 241,=) en € 185,89 (= 50% van € 83,78 + € 288,=) aan verschotten en respectievelijk € 390,= (= 50% van 2 punten à € 390,=) en € 447,= (= 50% van 1 punt à € 894,=) aan salaris procureur;
- III.
verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van JHU
- IV.
veroordeelt JHU om binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis aan Vestia af te geven de volledige administratie met betrekking tot het complex aan de Van Weede van Dijkveldstraat 2-24a te ‘s-Gravenhage;
- V.
veroordeelt JHU om binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis alle huurders van de woningen in het complex aan de Van Weede van Dijkveld-straat 2-24a te Den Haag schriftelijk te informeren dat JHU niet meer als be-heerder optreedt;
- VI.
bepaalt dat JHU vanaf tien werkdagen na betekening van dit vonnis, voor het geval zij in strijd met de hiervoor onder IV en V vermelde veroordelingen han-delt, voor iedere dag - een gedeelte van een dag voor een hele dag te rekenen - dat zij nalaat aan de veroordelingen gevolg te geven, een dwangsom ver-beurt ter hoogte van € 500,- per dag met een maximum van € 10.000,- in to-taal;
- VII.
compenseert de proceskosten van het geding in eerste aanleg tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- VIII.
veroordeelt JHU in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op dit arrest aan de zijde van Vestia begroot op € 144,= aan verschotten en € 447,= aan salaris procureur;
- IX.
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- X.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. In 't Velt-Meijer, M.H. van Coever-den en M.J. van der Ven en is uit-ge--spro---ken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2006 in aanwe-zig-heid van de grif-fier.
Bij afwezigheid van de voorzitter wordt dit arrest ondertekend door mr. M.H. van Coeverden.