HR, 09-04-2019, nr. 18/03812
ECLI:NL:HR:2019:513
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
09-04-2019
- Zaaknummer
18/03812
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:513, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑04‑2019; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Overleveringszaak. De opgeëiste persoon is n-o in zijn beroep, nu ex art. 29.2 OLW tegen de bestreden uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.
Partij(en)
9 april 2019
Strafkamer
nr. S 18/03812 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2018, nummer RK 18/03955, op de vordering als bedoeld in art. 23 van de Overleveringswet tot overlevering van:
[de opgeëiste persoon] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft J.R.A. Röschlau, advocaat te Zeist, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de opgeëiste persoon in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.
Art. 29 Overleveringswet houdt, voor zover hier van belang, in:
"1. (...)
2. Tegen de uitspraak van de rechtbank staat geen rechtsmiddel open, anders dan beroep in cassatie in het belang der wet, bedoeld in artikel 456 van het Wetboek van Strafvordering."
2.2.
Nu ingevolge art. 29, tweede lid, Overleveringswet tegen de bestreden uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat, moet de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2019.