NJB 2016/2313:Poging tot kinderdoodslag ingeval waarin niet zeker is dat de baby's tijdens of kort na de geboorte hebben geleefd, art. 45 jo 290 Sr: voor de vraag of in een geval als het onderhavige de poging kan worden bewezen, is van belang of is gehandeld “ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf” op de grond dat de in de tenlastelegging omschreven en mitsdien te bewijzen gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat misdrijf. De enkele omstandigheid dat er onzekerheid over bestaat of de baby's leefden, doet niet af aan de mogelijkheid dat de aan de verdachte ten laste gelegde gedragingen zijn begaan ter voormelde uitvoering. Van die mogelijkheid is echter geen sprake indien de rechter aannemelijk acht dat de baby's dood ter wereld zijn gekomen