RvdW 2014/791
Gebruik voor het bewijs van proces-verbaal aangemaande 12-jarige getuige terwijl het gebruik niet door de rechter is gemotiveerd, leidt in dit geval niet tot nietigheid.
HR 27-05-2014, ECLI:NL:HR:2014:1244
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 mei 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I van de Griend
- Zaaknummer
13/01300
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1244, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑05‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:437, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑08‑2013
- Wetingang
Art. 216a lid 2, 360 Sv
Essentie
Tot het bewijs is gebezigd een proces-verbaal van verhoor van een bij de RC door de destijds twaalfjarige getuige A, na aanmaning als bedoeld in art. 216a, tweede lid, Sv, afgelegde verklaring als bedoeld in art. 360 Sv. Ingevolge art. 360, eerste lid, Sv dient de uitspraak van het gebruik als bewijsmiddel van het proces-verbaal van een dergelijk verhoor bij de rechter-commissaris, in het bijzonder de reden te geven. Deze bijzondere motivering ontbreekt in het arrest van het hof. Gelet op de wetsgeschiedenis, vaste jurisprudentie en in aanmerking genomen dat in feitelijke aanleg ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.