BA 2017/246
Bestuurlijke boete en bewijs (I), onschuldpresumptie, bewijslastverdeling en bewijsstandaard; aanvang redelijke termijn bij bestuurlijke boetes
CBb 27-07-2017, ECLI:NL:CBB:2017:224
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
27 juli 2017
- Zaaknummer
15/54
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:CBB:2017:224, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 27‑07‑2017
- Wetingang
Art. 1.1, 11.7 lid 4 en 11.8 Telecommunicatiewet (Tw – oud); art. 6 lid 1 en 2 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Essentie
Bestuurlijke boete en bewijs (I), onschuldpresumptie, bewijslastverdeling en bewijsstandaard; aanvang redelijke termijn bij bestuurlijke boetes
Samenvatting
Mede in het licht van de in art. 6 lid 2 EVRM vervatte onschuldpresumptie is het aan het bestuursorgaan (ACM) om te bewijzen dat de overtredingen zijn begaan. Het recht van verzet hoeft alleen te worden aangeboden indien het gebruik van de contactgegevens ertoe leidt dat een verbinding met de abonnee tot stand wordt gebracht en met deze wordt gecommuniceerd. ACM dient dan ook – indien zij voor een overtreding inzake het aanbieden van het recht van verzet een boete ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.