NJB 2024/321
Beroep op overschrijding van de redelijke termijn, art. 6 EVRM? Het hof hoefde de ter terechtzitting door de raadsman gemaakte opmerking ‘Ten aanzien van de strafmaat: De redelijke termijn is overschreden. Mijn cliënt zit nog steeds vast’, niet op te vatten als een verweer waarop uitdrukkelijk een beslissing moet worden gegeven, aangezien daarbij niet is aangevoerd op welke gronden de redelijke termijn zou zijn overschreden. A-G: anders.
HR 23-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:45
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 januari 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, F. Posthumus
- Zaaknummer
22/02737
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:45, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1087, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑11‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑02‑2023
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Beroep op overschrijding van de redelijke termijn, art. 6 EVRM? Het hof hoefde de ter terechtzitting door de raadsman gemaakte opmerking ‘Ten aanzien van de strafmaat: De redelijke termijn is overschreden. Mijn cliënt zit nog steeds vast’, niet op te vatten als een verweer waarop uitdrukkelijk een beslissing moet worden gegeven, aangezien daarbij niet is aangevoerd op welke gronden de redelijke termijn zou zijn overschreden. A-G: anders.
Uitspraak
Inleiding
Het derde cassatiemiddel klaagt dat het hof niet heeft beslist op het beroep dat namens de verdachte is gedaan op overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.