Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag betreffende uitlevering
Artikel 26 Voorbehouden
Geldend
Geldend vanaf 18-04-1960
- Bronpublicatie:
13-12-1957, Trb. 1965, 9 (uitgifte: 04-02-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-04-1960
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-1957, Trb. 1965, 9 (uitgifte: 04-02-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Iedere Verdragsluitende Partij kan bij de ondertekening van dit Verdrag of bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging of van toetreding een voorbehoud maken met betrekking tot een of meer daarbij aangegeven bepalingen van dit Verdrag.
2.
Iedere Verdragsluitende Partij die een voorbehoud heeft gemaakt trekt dit, zodra de omstandigheden haar dit veroorloven, in. Een voorbehoud wordt ingetrokken door een mededeling gericht tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
3.
Een Verdragsluitende Partij die met betrekking tot een bepaling van dit Verdrag een voorbehoud heeft gemaakt kan de naleving van die bepaling van dit Verdrag door een andere Partij slechts verlangen voor zover zij die bepaling zelf heeft aanvaard.