FED 2018/43
Geen ‘zuster-fiscale eenheid’ mogelijk tussen Nederlandse dochtermaatschappijen met Israëlische moedermaatschappij
HR 15-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3128, m.nt. I.M. de Groot
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 december 2017
- Magistraten
Mrs. Overgaauw, Punt, Van Loon, Van Kalmthout, Faase
- Zaaknummer
16/02919
- Noot
I.M. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS274073:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3128, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1240, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑07‑2016
- Wetingang
Art. 15 Wet VPB 1969; art. 27 lid 4 Verdrag Nederland-Israël
Essentie
Geen ‘zuster-fiscale eenheid’ mogelijk tussen Nederlandse dochtermaatschappijen met Israëlische moedermaatschappij
Samenvatting
Een in Israël gevestigde vennootschap houdt middellijk, via een tweetal in Israël gevestigde vennootschappen, alle aandelen in de in Nederland gevestigde vennootschappen X4 BV, X5 BV, X6 BV en X7 BV (de Nederlandse belanghebbenden). Voor het hof was primair in geschil of de Nederlandse belanghebbenden met ingang van 1 januari 2013 een fiscale eenheid kunnen vormen op basis van de non-discriminatiebepaling in art. 27 lid 4 Verdrag Nederland-Israël (1973). Subsidiair was in geschil of op grond ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.