Einde inhoudsopgave
Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen
Artikel 53 Begin en beëindiging van consulaire voorrechten en immuniteiten
Geldend
Geldend vanaf 19-03-1967
- Bronpublicatie:
24-04-1963, Trb. 1981, 143 (uitgifte: 03-07-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
19-03-1967
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-1963, Trb. 1981, 143 (uitgifte: 03-07-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Diplomatiek en consulair recht
1.
Ieder lid van de consulaire post geniet de voorrechten en immuniteiten waarin dit Verdrag voorziet vanaf het ogenblik waarop hij het grondgebied van de ontvangende Staat betreedt om zijn functie te aanvaarden, of, indien hij zich reeds op het grondgebied van die Staat bevindt, vanaf het ogenblik waarop hij zijn werkzaamheden bij de consulaire post aanvaardt.
2.
Inwonende gezinsleden van een lid van de consulaire post en leden van zijn particuliere personeel genieten de voorrechten en immuniteiten waarin dit Verdrag voorziet met ingang van de datum waarop hij voorrechten en immuniteiten geniet overeenkomstig het eerste lid van dit artikel of met ingang van de datum dat zij het grondgebied van de ontvangende Staat binnentreden of met ingang van de datum dat zij lid worden van het gezin of van het particuliere personeel, al naar gelang welke van deze data de laatste is.
3.
Wanneer de werkzaamheden van een lid van de consulaire post zijn beëindigd, houden zijn voorrechten en immuniteiten en die van een inwonend gezinslid of van een lid van zijn particuliere personeel als regel op te bestaan op het ogenblik waarop hij de ontvangende Staat verlaat, of na het verstrijken van een redelijke termijn om deze Staat te verlaten, al naar gelang welke van deze twee data de eerste is, doch zij blijven tot dat tijdstip van kracht, zelfs in geval van een gewapend conflict. De voorrechten en immuniteiten van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde personen vervallen wanneer deze personen niet meer inwonend zijn of niet meer in dienst zijn van een lid van de consulaire post, met dien verstande evenwel dat indien zulke personen van plan zijn de ontvangende Staat binnen een redelijke termijn daarna te verlaten, hun voorrechten en immuniteiten van kracht blijven tot het tijdstip van vertrek.
4.
Met betrekking evenwel tot handelingen verricht door een consulaire ambtenaar of een consulaire beambte bij de uitoefening van zijn werkzaamheden, blijft de immuniteit van rechtsmacht zonder tijdslimiet van kracht.
5.
Ingeval van het overlijden van een lid van de consulaire post, blijven de inwonende gezinsleden de hun verleende voorrechten en immuniteiten genieten totdat zij de ontvangende Staat verlaten of tot het verstrijken van een redelijke termijn die hun voor dit doel is toegestaan, al naar gelang welke van deze twee data de eerste is.