Hof Amsterdam, 15-06-2006, nr. 123
ECLI:NL:GHAMS:2006:215
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
15-06-2006
- Zaaknummer
123
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2006:215, Uitspraak, Hof Amsterdam, 15‑06‑2006; (Hoger beroep)
Na terugverwijzing door: ECLI:NL:HR:2005:AT2760
Uitspraak 15‑06‑2006
Inhoudsindicatie
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; toewijzing vordering BP: één euro
Partij(en)
arrestnummer: parketnummer: datum uitspraak:
23-005234-05
15 juni 2006
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen -na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 6 september 2005- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 28 juli 2003 in de strafzaak onder parketnummer 10-031163-03 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres: [adres] .
Procesgang
De rechtbank te Rotterdam heeft de verdachte op 28 juli 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en met een bijzondere voorwaarde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] , inhoudende EUR 1,- (één euro), toegewezen met een schadevergoedingsmaatregel voor het bedrag van EUR 1-, (één euro), bij gebreke van betaling te vervangen voor 1 (één) dag hechtenis.
Het openbaar ministerie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in hoger beroep bij arrest van 30 december 2003 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
- 2 -
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 6 september 2005 het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam verwezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 juli 2003 en, na verwijzing, op de terechtzitting van dit hof van 1 juni 2006.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
1.
hij, op of omstreeks 9 april 2003 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, in ieder geval opzettelijk, [benadeelde] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, in ieder geval opzettelijk, met een vuurwapen door een ruit van een (woon-)kamer, waarin zich op dat moment die [benadeelde] bevond, heeft geschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 9 april 2003 te Rotterdam, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen gericht op een raam van een woning waarin die [benadeelde] zich bevond en/of met een vuurwapen door het raam van een woning, waarin die [benadeelde] zich bevond, geschoten;
2.
hij, op of omstreeks 9 april 2003 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen door een ruit van een woning, waarin zich op dat moment die [slachtoffer] bevond, heeft geschoten. terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 9 april 2003 te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen gericht op een raam van een woning waarin die [slachtoffer] zich bevond en/of met een vuurwapen door het raam van een woning, waarin die [slachtoffer] zich bevond, geschoten;
3.
hij op of omstreeks 9 april 2003 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder sub 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder sub 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Star, type 30M, kaliber 9mm (Parabellum), voorhanden heeft gehad;
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Vriispraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
op 9 april 2003 te Rotterdam [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen gericht op een raam van een woning waarin die [benadeelde] zich bevond en met een vuurwapen door het raam van die woning waarin die [benadeelde] zich bevond, geschoten;
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde:
op 9 april 2003 te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen gericht op een raam van een woning waarin die [slachtoffer] zich bevond en met een vuurwapen door het raam van die woning waarin die [slachtoffer] zich bevond, geschoten;
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
op 9 april 2003 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder sub 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder sub 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Star, type 30M, kaliber 9mm (Parabellum), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair bewezengeachte:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 3 bewezengeachte:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank te Rotterdam heeft de verdachte veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarde gesteld dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal opnemen met of zich op zal houden in de omgeving van mevrouw [benadeelde] . De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] , inhoudende EUR 1,-, toegewezen en tevens een schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van EUR 1,- opgelegd, bij gebreke van betaling te vervangen door één dag hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte was op 9 april 2003 reeds tweemaal langs de woning waar zijn ex-vriendin verbleef gegaan omdat hij met haar wilde praten. Toen hij merkte dat zijn ex-vriendin hem beide keren niet te woord wilde staan, is hij - nadat hij zeer veel alcohol had genuttigd en na in zijn woning een pistool te hebben opgehaald - een derde maal naar de woning gegaan. Verdachte is voor het huis aan de overkant van de straat gaan staan en heeft zijn ex-vriendin en haar zus bedreigd, door met een pistool een kogel af te vuren op een raam van voornoemde woning, wetende dat zij op dat moment in de woning aanwezig waren.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan ernstige feiten. Onderhavige feiten moeten voor de slachtoffers zeer beangstigende ervaringen zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen ervan kunnen ondervinden.
Voorts brengt ongecontroleerd wapenbezit gevoelens van onveiligheid in de samenleving met
zich mee en kan het bezit van een vuurwapen makkelijk leiden tot het gebruik daarvan, zoals in het onderhavige geval is gebleken.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 april 2006 is verdachte eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Het hof heeft tevens gelet op het door [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, van 11 april 2003 uitgebrachte adviesrapport.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partii [benadeelde]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen. De verdachte heeft deze vordering erkend.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 subsidiair bewezengeachte strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Toepasseliike wetteliike voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde] :
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde] , wonende te Tiel, rekeningnummer [rekeningnummer] , een bedrag van EUR 1,00 (één euro), vermeerderd met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de 1e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. E.J. Schreuder en mr. P. Wagenmakers, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Haaren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juni 2006.