HR, 09-12-2008, nr. 07/11361
ECLI:NL:PHR:2008:5
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-12-2008
- Zaaknummer
07/11361
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:5, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 09‑12‑2008
Nadere conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG6551
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BG6551
- Vindplaatsen
Conclusie 09‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid cassatieberoep. Bij de stukken bevindt zich een brief van mr. X aan de strafgriffie van de HR van 13-11-06 waarin hij zich stelt als raadsman van verdachte. Bij de stukken bevindt zich tevens het dubbel van de aanzegging ex art. 435.1 Sv en een daarbij behorende akte van uitreiking, waaruit volgt dat de aanzegging op 14-3-08 aan verdachte in persoon is uitgereikt. Bij brief van 19-3-08 is aan de raadsman bericht dat de stukken op 25-10-07 bij de griffie van de HR zijn ontvangen. A.g.v. een administratieve vergissing is aan de raadsman van verdachte niet meegedeeld dat en wanneer de uitreiking van de aanzegging aan verdachte heeft plaatsgevonden. Namens verdachte heeft mr. X een schriftuur ingediend, die echter eerst na afloop van de bij wet gestelde termijn bij de griffie van de HR is ingekomen. Gelet op genoemde administratieve vergissing is de termijnoverschrijding verontschuldigbaar zodat verdachte in zijn beroep kan worden ontvangen.
Nr. 07/11361
Mr Fokkens
Zitting: 9 december 2008
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam op 5 oktober 2006 wegens poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Tevens heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen voor een bedrag van € 971,01 in combinatie met de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f Sr subsidiair 14 dagen hechtenis. Verder heeft het Hof nog beslissingen genomen met betrekking tot inbeslaggenomen voorwerpen.
2. Tegen deze uitspraak heeft verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, een schriftuur houdende een middel van cassatie ingediend.
4. De schriftuur moet evenwel buiten beschouwing worden gelaten nu deze op 14 mei 2008 ter griffie van de Hoge Raad is
ingekomen, zoals de ontvangen fax uitwijst. Dat is na ommekomst van de in art. 437 lid 2 Sv voorgeschreven termijn van twee maanden. De aanzegging is op 14 maart 2008 in persoon aan de verdachte is uitgereikt. Onder een maand wordt verstaan een tijd van dertig dagen (art. 136 lid 1 Sv) zodat de door de wet gestelde termijn eindigde op 13 mei 2008. De omstandigheid dat 12 mei 2008 de Christelijke tweede Pinksterdag was, leidt daarom evenmin tot verlenging van de termijn (art. 1 lid 1 Algemene termijnenwet).
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,