NJB 2021/2486
Beslagbeklag, art. 552a Sv: in casu heeft de rechtbank niet zonder meer begrijpelijk geoordeeld dat zich de situatie van artikel 94a lid 4 Sv voordoet. Anders dan de rechtbank kennelijk heeft geoordeeld, brengt de enkele omstandigheid dat ouders op grond van art. 1:253i BW bewindvoerder zijn over het vermogen van hun minderjarige kind, niet met zich dat dit vermogen aan de ouders toebehoort.
HR 14-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1246
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 september 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/01284
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1246, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:566, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2021
- Wetingang
(art. 94a Sv; art. 1:253i BW)
Essentie
Beslagbeklag, art. 552a Sv: in casu heeft de rechtbank niet zonder meer begrijpelijk geoordeeld dat zich de situatie van artikel 94a lid 4 Sv voordoet. Anders dan de rechtbank kennelijk heeft geoordeeld, brengt de enkele omstandigheid dat ouders op grond van art. 1:253i BW bewindvoerder zijn over het vermogen van hun minderjarige kind, niet met zich dat dit vermogen aan de ouders toebehoort.
Uitspraak
Inleiding
De rechtbank heeft het namens de klager ingediende klaagschrift, strekkende tot opheffing van het op grond van artikel 94a Sv gelegde conservatoir beslag op een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.