RFR 2020/41
Relatievermogensrecht. Hoe dienen de onroerende zaken en de verkregen huurinkomsten tussen de ex-samenwoners te worden verdeeld?
HR 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:2013
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 december 2019
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/03877
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS193485:1
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Gemeenschap
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:2013, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1006, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2019
- Wetingang
Art. 3:182 BW
Essentie
Relatievermogensrecht. Samenlevingsovereenkomst. Verdeling gemeenschap van goederen.
Wat wordt als verdeling in de zin van art. 3:182 BW aangemerkt? Welke peildatum geldt voor de waardering van een gemeenschappelijk goed? Vallen huuropbrengsten in gemeenschap en tot wanneer?
Samenvatting
De man en vrouw hadden een affectieve relatie en krachtens een door hen gesloten samenlevingsovereenkomst zijn zij samen eigenaar van een woning en een verhuurd bedrijfspand. De man heeft in eerste aanleg onder andere gevorderd dat de woning en het bedrijfspand aan hem worden toegedeeld, waartegenover hij aan de vrouw een bedrag van € 40.000 schuldig wordt. Volgens de man hebben ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.