V-N 2017/15.15
Hoge Raad stelt prejudiciële vragen in zaak Brits ‘open-end’ beleggingsfonds
HR 03-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:346, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 maart 2017
- Magistraten
Overgaauw, Van Loon, Fierstra, Van Kalmthout, Van Hilten
- Zaaknummer
16/03955
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925933:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Dividendbelasting / Heffingswijze
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1945, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑12‑2020
ECLI:NL:HR:2017:346, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1105, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 09‑11‑2016
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad is van mening dat niet buiten redelijke twijfel is dat zijn rechtsopvatting in het arrest BNB 2015/203 juist is. Aangezien de Deense rechter prejudiciële vragen heeft gesteld in een vergelijkbaar geval, besluit de Hoge Raad ook om vragen te stellen in de zaak van X.
Samenvatting
Het ‘open-end’ beleggingsfonds met variabel kapitaal, X, is gevestigd in het VK. De participanten in X kunnen deelnemen in zijn bezittingen door het kopen van aandelen. De aandelen zijn verkrijgbaar als ‘income shares’ (waarop dividend wordt uitgekeerd) en ‘accumulation shares’ (waarvan de prijs wordt verhoogd met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.