Rb. Amsterdam, 23-06-2023, nr. 10158350 CV EXPL 22-13710
ECLI:NL:RBAMS:2023:3904
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
23-06-2023
- Zaaknummer
10158350 CV EXPL 22-13710
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2023:3904, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 23‑06‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2023-0871
VAAN-AR-Updates.nl 2023-0871
Uitspraak 23‑06‑2023
Inhoudsindicatie
onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat kwartier dat eiser voor aanvang van zijn dienst aanwezig moest zijn als werktijd heeft te gelden.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10158350 CV EXPL 22-13710
vonnis van: 23 juni 2023
fno.: 534
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. H. Temel
t e g e n
de besloten vennootschap Werk & Ik B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Werk & Ik
gemachtigde: mr. H.J. Willems
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- de dagvaarding van 13 oktober 2022, met producties;- de conclusie van antwoord, met producties;- het instructievonnis waarin een comparitie is gelast;
De comparitie is op 5 april 2023 gehouden. Daar verschenen [eiser] met zijn gemachtigde en voor Werk & Ik dhr. [naam] met de gemachtigde alsmede mr. E. van der Meulen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten, mede aan de hand van ter zitting overgelegde pleitaantekeningen. Ook hebben zij vragen van de kantonrechter beantwoord. Hiervan heeft de griffier aantekening gehouden. Vervolgens is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[eiser] heeft van 23 maart 2015 tot 1 juni 2022 als uitzendkracht voor Werk & Ik gewerkt. Hij is daarbij steeds ter beschikking gesteld aan de afdeling Bagage Operational Support (BOS) te Schiphol als bagage-afhandelaar.
1.2.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst die in ingegaan op 17 februari 2020 is opgenomen dat deze een omvang heeft van 80 uur per 4 weken en dat de cao voor Uitzendkrachten van de NBBU van toepassing is. Tevens is het huisreglement van toepassing verklaard en is in de arbeidsovereenkomst opgenomen: “(…) De medewerker dient de bij opdrachtgever(s) geldende huisregels in acht te nemen.”
1.3.
In het Draaiboek reclaim (het huishoudelijk reglement) van Schiphol is bepaald:“Shift 1: diensttijd 06.00 uur – 14.00 uur05.45 uur Melden bij BOS (BOS kantoor) of FLM (A230).
- Spullen in lockers leggen (voor FLM: B623. Code deur: 2114. Voor BOS eigen locker bij BOS-kantoor)
- BOS reclaim-assistant: 2x meenemen pocket-size overzicht afhandelaren.
- Inschrijven op dienstlijst
- Ophalen sleutels kastjes reclaimhal (ieder bij eigen afdeling).
- Portofoon + telefoon meenemen
- Reclaim assistant FLM: 2x uitgeprinte flow4cast meenemen.
- Zijn er eventuele bijzonderheden?
06.00
uur Start dienst. Aanwezig in reclaimhal, ieder in eigen regio. (…)
Shift 2: diensttijd 14.00 uur – 22.00 uur
13.45
uur - Spullen in lockers leggen. Inschrijven op dienstlijst. (…)”
1.4.
In artikel 22 van de NBBU-cao (zoals die gold van 1 juni 2014 tot 31 mei 2019) is in lid 5 opgenomen dat de inlenersbeloning nooit met terugwerkende kracht zal worden aangepast tenzij:- sprake is van opzet dan wel kennelijk misbruik of;- de uitzendonderneming zich niet aantoonbaar heeft ingespannen voor een correcte vaststelling van de inlenersbeloning als bedoeld in lid 4 van dit artikel of:- de uitzendonderneming zich niet aan nader genoemde artikelen uit de cao heeft gehouden.
De NBBU-cao zoals die gold van 30 december 2019 tot 31 mei 2021 kent een soortgelijke bepaling.
1.5.
In het aanbestedingsdocument van Schiphol op grond waarvan zij de bagageafhandeling heeft uitbesteed is opgenomen: “De opkomstcontrole bij de afdeling BOS zal 15 minuten voor aanvang van de dienst plaatsvinden door de dienstdoende coördinator.De coördinator van de afdeling BOS vermeld de opkomsttijd aan het begin van de dienst op een urenbriefje.”
1.6.
In een memo dat door BOS in 2019 is opgehangen en rondgestuurd is vermeld: “Aanvangstijd bij de BOS-Coördinatie is altijd minimaal 15 minuten (een kwartier) voor aanvang van de geplande dienst (…) Het kwartier eerder aanwezig is een huisregel die is ingesteld omdat in het verleden medewerkers bij een genoemde dienst pas om 06.00 uur precies aan kwamen lopen en pas rond 06.15 of later op hun positie aanwezig waren. (…)”.
1.7.
Bij e-mail van 22 mei 2022 heeft [eiser] bericht dat hij alle kwartieren die over de afgelopen vijf jaar dat hij eerder op het werk aanwezig moest zijn als achterstallig loon van Werk & Ik vordert. Werk & Ik heeft in reactie daarop laten weten dat de genoemde 15 minuten niet onder daadwerkelijke werktijd valt.
1.8.
Hierna is tussen de gemachtigden van partijen over dit punt nog nader gecorrespondeerd.
Vordering en verweer
2. [eiser] vordert in deze procedure bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:- te verklaren voor recht dat de 15 minuten aanvangstijd voor de dienst dient te worden aangemerkt als arbeidstijd/werktijd waardoor recht bestaat op betaling daarvan;
3.- om Werk & Ik te veroordelen tot betaling bij wijze van voorschot van € 9.594,38 inzake achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke rente, wettelijke verhoging en vakantiegeld en onregelmatigheidstoeslag vanaf 1 maart 2015 tot dat is betaald;- om Werk & Ik te veroordelen om een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken op straffe van een dwangsom;- om Werk & Ik te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis.
4. Volgens [eiser] was hij gedurende zijn dienstverband met Werk & Ik verplicht 15 minuten voorafgaand aan de aanvang van zijn diensten bij BOS aanwezig te zijn, onder meer om een scanner op te vragen, deze te controleren en daarop in te loggen, een portofoon op te vragen, deze te controleren en te noteren, een voertuig op te vragen en te controleren, zich om te kleden en werkschoenen aan te trekken en naar de uiteindelijke werkplek te rijden of te lopen. Hierbij stond hij onder toezicht en gezag van een leidinggevende die noteerde hoe laat [eiser] aanwezig was. Over deze werktijd moet daarom nog loon, vakantiegeld, ORT en wettelijke verhoging worden betaald.
5. Werk & Ik voert verweer tegen het gevorderde. Zij betoogt dat [eiser] onvoldoende aan zijn stel- en bewijsplicht heeft voldaan, onder meer omdat onduidelijk is gebleven wat de invulling is geweest van het desbetreffende kwartier alsmede dat daarover een loonverplichting bestaat. Zij betwist dat sprake is geweest van (reële en/of bedongen) arbeid en gezag. Het kwartier was slechts nodig voor een goede uitvoering van de daaropvolgende dienst van [eiser] . Ook betwist Werk & Ik dat [eiser] ook steeds een kwartier voorafgaand aan zijn diensten aanwezig is geweest en dat niet voldoen aan deze instructie op enige wijze werd gesanctioneerd. Mocht al sprake zijn van arbeidstijd dan is bij gebreke van een afspraak hierover in de uitzendovereenkomst en/of cao geen loon verschuldigd. Bovendien heeft [eiser] de urenlijsten ook steeds voor akkoord getekend. Voorts mocht Werk & Ik bij vaststellen van de inlenersbeloning van [eiser] uit hoofde van de NBBU-cao afgaan op de informatie zoals zij die van de opdrachtgever, Schiphol, ontving. Bovendien is ook in de Schiphol cao geen bepaling opgenomen over beloning van het kwartier en kan de inlenersbeloning op rond van de NBBU-cao ook niet met terugwerkende kracht worden aangepast. Tot slot beroept Werk & Ik zich op schending van de klachtplicht, rechtsverwerking en verjaring en acht zij de wettelijke verhoging niet toewijsbaar.
Beoordeling
6. Het beroep van Werk & Ik op schending van de klachtplicht wordt gepasseerd. Daartoe geldt dat artikel 6:89 BW ziet op een gebrekkige prestatie en niet op het geheel uitblijven daarvan, zoals in dit geval met betrekking tot een kwartier dat [eiser] voorafgaand aan zijn dienst aanwezig diende te zijn maar waarvoor geen loon is voldaan.
7. Het verweer dat [eiser] zijn rechten heeft verwerkt, zoals Werk & Ik heeft betoogd, wordt eveneens verworpen. Voor rechtsverwerking is meer nodig dan enkel stilzitten en door Werk & Ik zijn geen gedragingen van [eiser] genoemd die rechtvaardigen dat [eiser] zijn recht op betaling van niet ontvangen loon heeft verwerkt.
8. Kern van het geschil is of het kwartier voorafgaand aan de overeengekomen aanvang van de diensttijd van [eiser] als werktijd moet worden aangemerkt, zoals door [eiser] wordt gesteld. Daarvoor is het noodzakelijk dat vast komt te staan wat van [eiser] in dat kwartier verlangd werd, in hoeverre er sprake is geweest van een daadwerkelijke werkgeversgezag en hij instructies ontving van Werk & Ik gedurende dat kwartier voorafgaand aan de ingang van de dienst. Werk & Ik heeft een en ander gemotiveerd bestreden, zodat het op de weg van [eiser] had gelegen om voldoende gedetailleerde feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting te bewijzen die steun bieden voor zijn stelling. Dat heeft [eiser] in dit geding onvoldoende gedaan, nu hij slechts in algemeenheden heeft gesproken. Zo heeft [eiser] zijn stelling dat de aanwezigheid een kwartier voor aanvang een verplichting was, hetgeen Werk & Ik heeft bestreden, niet nader onderbouwd. In dit verband heeft hij nagelaten concreet toe te lichten dat daarop daadwerkelijk werd gehandhaafd en gesanctioneerd. Verder heeft [eiser] , hoewel daartoe nadrukkelijk uitgenodigd, ter terechtzitting geen voldoende concrete duidelijkheid gegeven over de beweerdelijke werkzaamheden die van hem in het kwartier werden verwacht. Zo heeft hij gesteld dat hij zich in die tijd moest omkleden en dat in verband met de beperkte ruimte dit wel lang duurde, maar Werk & Ik heeft daartegenover verklaard dat de medewerkers ook verkleed naar het werk konden komen, zodat dit geen aanknopingspunt biedt voor de stelling van [eiser] . Ook zijn stelling dat hij zijn telefoon in dat kwartier niet mocht gebruiken, apparatuur gecontroleerd moest worden en hij een keer geschorst is omdat de apparatuur het niet deed, is tegenover de betwisting van Werk & Ik niet vast komen te staan. Een concreet bewijsaanbod is namens [eiser] niet gedaan.
9. Het voorstaande betekent dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen en hij met de proceskosten zal worden belast.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskoste, aan de zijde van Werk & Ik te begroten op€ 660,- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op€ 19,- aan salaris gemachtigde;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter