NJ 2013/62
Uitlevering aan VS. HR formuleert nieuwe maatstaf voor de beoordeling of bewijsmateriaal door verzoekende Staat genoegzaam is.
HR 09-10-2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6949, m.nt. A.H. Klip
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 oktober 2012
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, N. Jörg
- Zaaknummer
12/02313 U
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
A.H. Klip
- LJN
BX6949
- JCDI
JCDI:ADS127586:1
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BX6949, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑10‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BX6949, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑10‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑06‑2012
- Wetingang
UW art. 26 lid 3; Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika art. 2, 9 lid 3
Essentie
Uitlevering aan VS. Aangenomen moet worden dat het in art. 9, derde lid, van het Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS bedoelde bewijsmateriaal volgens Nederlands recht de aanhouding en dagvaarding van de opgeëiste persoon zou rechtvaardigen indien het (materiële) feit in Nederland zou zijn gepleegd. Bewijsmateriaal met betrekking tot bestanddelen van de buitenlandse strafbaarstelling die de Nederlandse strafbepaling niet kent, behoeft dus niet bij het uitleveringsverzoek te worden gevoegd. Aan deze verdragseis is voldaan indien uit het bijgevoegde bewijsmateriaal een zodanig redelijk vermoeden van schuld van de opgeëiste persoon voortvloeit aan het feit waarvoor de uitlevering is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.