RvdW 2020/224
Arbeidsrecht. Bedrog werknemer bij sluiten arbeidsovereenkomst; staat wettelijk stelsel ontslagrecht in de weg aan buitengerechtelijke vernietiging arbeidsovereenkomst?; redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW); onverschuldigde betaling.
HR 07-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:213
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 februari 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
18/04977
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:213, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1067, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 18‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑11‑2018
- Wetingang
Art. 3:44 lid 1, art. 3:53 lid 2, art. 6:248 BW
Essentie
Arbeidsrecht. Bedrog werknemer bij sluiten arbeidsovereenkomst; staat wettelijk stelsel ontslagrecht in de weg aan buitengerechtelijke vernietiging arbeidsovereenkomst?; redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW); onverschuldigde betaling.
Samenvatting
Indien een werknemer een werkgever ertoe beweegt een arbeidsovereenkomst tot stand te doen komen door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat hij verplicht was mede te delen of door een andere kunstgreep, is bedrog aanwezig en kan de werkgever zich beroepen op de (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst. Art. 3:44 lid 3 in verbinding met lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.