NJ 2014/334
Wet Bopz. Verzoek voorlopige machtiging. Schending hoor en wederhoor; art. 19 Rv. Recht op kosteloze bijstand van tolk; motiveringsplicht i.g.v. afwijzing verzoek; art. 5 en 6 EVRM.
HR 20-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1495, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 juni 2014
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/01163
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Noot
Red. Aant.
- JCDI
JCDI:ADS127866:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1495, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑06‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:577, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑04‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑03‑2014
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Verzoek voorlopige machtiging. Schending hoor en wederhoor; art. 19 Rv. Recht op kosteloze bijstand van tolk; motiveringsplicht i.g.v. afwijzing verzoek; art. 5 en 6 EVRM.
Op grond van art. 19 Rv dat het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor behelst, dient de rechter zijn oordeel ten nadele van een der partijen niet te baseren op bescheiden of andere gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten. Uit de beschikking van de rechtbank noch uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene in de gelegenheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.