NJ 2023/152
OM-cassatie. Beslag ex art. 94 Sv. Onbegrijpelijk oordeel dat redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit ontbreekt.
HR 04-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:417, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 april 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
22/03141
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS700928:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:417, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑04‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:182, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑10‑2022
- Wetingang
Essentie
OM-cassatie. Beslag ex art. 94 Sv onder expediteur van klaagster. Het oordeel dat een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit ontbreekt is niet zonder meer begrijpelijk.
Samenvatting
Namens klaagster is aangevoerd dat geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit ten aanzien van haar bestaat. De beklagrechter moet dan, met het oog op de beantwoording van de vraag of een belang van strafvordering aanwezig is voor het voortduren van het beslag, beoordelen of op basis van het dossier en wat in raadkamer door de officier van justitie en namens klaagster is aangevoerd — ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.