NJ 2018/480
Prejudiciële vraag aan HvJ EU over uitleg art. 11 Terugkeerrichtlijn.
HR 27-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2192
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 november 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.T. Boerlage, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/03472
- Conclusie
P-G mr. J. Silvis
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS167833:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Verblijf
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1893, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:935, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑11‑2019
ECLI:NL:HR:2018:2192, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1019, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:612, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑05‑2017
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vraag aan HvJ EU of strafbaarstelling van verblijf in Nederland in strijd met een inreisverbod verenigbaar is met het Unierecht als de betrokkene het land niet heeft verlaten.
Samenvatting
Verdachte heeft in strijd met een tegen hem uitgevaardigd inreisverbod in Nederland verbleven, maar heeft na het uitvaardigen van het inreisverbod Nederland niet verlaten. Nu een inreisverbod pas ‘rechtsgevolgen’ teweegbrengt vanaf het tijdstip van daadwerkelijke terugkeer van de vreemdeling naar zijn land van herkomst of een ander derde land, stelt de Hoge Raad de prejudiciële vraag aan het HvJ EU of strafbaarstelling van dit onrechtmatig verblijf verenigbaar is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.