RvdW 2018/389:Antilliaanse zaak. Medeplegen gewoontewitwassen en deelneming aan misdadige organisatie. Kunnen baren en broodjes goud, die vanuit Venezuela illegaal zijn geëxporteerd naar Aruba en Curaçao, worden aangemerkt als uit enig misdrijf afkomstig? Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:3046 inhoudende dat voorwerpen in beginsel slechts kunnen worden aangemerkt als ‘uit enig misdrijf afkomstig’ indien deze afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de daarin genoemde delictsgedragingen. Voorwerpen met betrekking tot welke een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor ‘afkomstig’ uit enig misdrijf. Hof heeft geoordeeld dat de in de bewezenverklaring vermelde baren of broodjes goud ‘afkomstig waren uit enig misdrijf’ omdat het exporteren van Venezolaans goud op strafbare wijze heeft plaatsgevonden. ’s Hofs kennelijke oordeel dat de baren of broodjes goud reeds van misdrijf afkomstig waren omdat misdrijven zijn begaan teneinde de ter zake van het mede onder begeleiding van verdachte transporteren van die baren of broodjes goud benodigde exportvergunning te omzeilen, zodat sprake is van gewoontewitwassen is niet toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat hof omtrent de herkomst van het goud uitsluitend heeft vastgesteld dat het goud afkomstig is uit Venezuela. Samenhang met 16/03475 A. Samenhang met 16/02246 A.